Archives for EJansen

Overdenking

liefdesboomDe tijd tussen Kerst en Oudjaar is voor mij altijd een periode om stil te staan bij het leven en het afgelopen jaar.

 

 

Na 9/11 was de wereld wakker geschud en volgden vele aanslagen. Toen Al Qaida werd opgejaagd door 007 en Osama bin Laden werd geliquideerd haalde ik enigszins opgelucht adem. Maar dat de wereld bang was werd duidelijk in de daaropvolgende crisis. Vele mensen verloren hun baan, ook ik raakte wegens bezuinigingen in de zorg mijn vaste baan kwijt. Gelukkig heb ik steeds tijdelijk werk kunnen vinden en ben ik enkele opleidingen gaan volgen. Ieder nadeel heeft zijn voordeel volgens goeroe Johan Cruijff. Tot de beelden van IS de wereld overgingen en je beseft dat horrorfilms helaas niet de fantasie van een of andere geflipte regisseur zijn, maar van godsdienstwaanzinnigen die uit de naam van Allah de meest verschrikkelijke dingen doen. Dit kan geen enkele God goedkeuren of hij nu Allah, God, Jaweh of Brahma heet.

Na het concert van Simply Red in het Sportpaleis in Antwerpen, enkele dagen na de gruwelijke aanslagen in Parijs in de nacht van 12 op 13 november, stapte een gekleurde man met baard uit de tram met een rugzakje. Ik hoorde iedereen op het perron zijn adem inhouden. De strenge bewaking bij de ingang van het sportpaleis door zwaarbewapende soldaten had ons een veilig gevoel moeten geven maar eigenlijk werd je er juist onrustig van. Het terreurniveau in Brussel staat op scherp terwijl niemand weet waar en wanneer een volgende aanslag gaat gebeuren.

Ik wil dit niet, ik wil 2015 niet in angst afsluiten. Ik wil denken aan de leuke dingen die ik meegemaakt heb, de warme rijkdom van mijn gezin,  familie, vrienden en vriendinnen, oude en nieuwe collega’s. Mijn opgedane kennis bij de schrijversacademie, de secretaressehogeschool en mijn leuke uitdagingen voor de Roosendaalse Bode. Mijn vingers die woorden vormen op het toetsenbord, de klanken van nieuwe muziek ontdekt en gemixt door ons eigen DJ Villion of zelf gemaakt door onze andere creatieveling DJ Felici, onze gekke hond die een taal spreekt die alleen wij verstaan. En last but not least: mijn ventje, die het toch maar voor elkaar krijgt om overeind te blijven met zijn winkel in deze moeilijke tijden en als een leeuw zijn gezin door de Jungle loodst met af en toe een blik in de tuin van Eden.

Ik wens iedereen een gelukkig en liefdevol 2016

Elles

Caravan

windkracht
Code rood
Vandaag moest ik even naar Goes, naar de Bax-shop. Het walhalla voor iedere aankomende DJ of andere muzikale talenten van jong tot oud. Een hele afdeling drumstellen waar je naar hartenlust op kunt oefenen, meters gitaren, lichtshows, DJ-apparatuur en boxen. Er zijn zelfs studio’s aanwezig om te oefenen.

Mijn ritje was slechts om de kapotte koptelefoon van DJ Villion # Sven van Opdorp weg te brengen (garantiegevalletje). Ik heb het geluk over een nogal gestroomlijnde auto te beschikken want eenmaal op de A-58 voelde ik de wind dwingend likken aan mijn motorkap. Op de radio klonk het Belgische nieuws waar men verkondigde dat in Nederland door het KNMI code Rood was afgegeven. Weggebruikers werden geadviseerd om thuis te blijven en auto’s met caravans werden verzocht een dag wachten om de weg op te gaan.

Wat doen mensen als iets verboden wordt of afgeraden? Juist. Dan gaan ze het massaal doen. Een lange rits auto’s met caravans trok in kolonne richting Zeeland. Moesten de brug over bij de Kreekrak Sluizen. Aangezien mijn leven en mijn auto me lief zijn, bleef ik op veilige afstand en probeerde de windrichting in te schatten zodat eventuele losvliegende brokstukken mij niet zouden raken. Eenmaal de brug voorbij, ben ik in gaan halen. Ik reed op dat moment 100 / 110 km per uur en zag tot mijn verbazing dat er tal van oudere mensen gespannen achter het stuur, hun auto met sleurhut op de weg probeerden te houden. Hoe is het toch mogelijk dat gepensioneerde mensen, die nergens naar te kijken hebben op de winderigste zaterdag van juli met rukwinden van 100 km per uur, naar Zeeland gaan rijden? De stoet met caravans leek wel een kronkelende rups, de sleurhutten slingerden vervaarlijk naar links en rechts. Ik verwachtte ieder moment zo’n wit ding als een vlieger te zien opstijgen. Maar ja, Wil Tura zong het ooit: in mijn caravan ben ik superman. In Japan hebben ze een ander woord voor zulke piloten.

De affaire

affaire

Ik had hem ontmoet via een onschuldig spelletje op de Ipad. Een woordspel, de digitale versie van Scrabble. Het grote voordeel was dat ik niet langer hoefde te smeken bij man en kinderen of er iemand zin had in een spelletje. Ik kon het gewoon in mijn eentje spelen en een tegenstander kiezen uit vrienden of onbekenden, op elk moment van de dag.

 

Hij had mij uitgenodigd, Meester Frank. En hij legde prachtige woorden. We speelden al ruim een maand toen zijn eerste berichtje kwam.
‘Hallo, ik ben Frank. docent Nederlands en Drama op de theateracademie.’
‘Hallo Frank, ik ben Anke. Ik ben secretaresse bij een makelaarskantoor.’
Na deze kennismaking volgde er bij elke zet op het speelbord ook een berichtje. Mijn man plaagde me met mijn digitale affaire.

Enkele weken later vroeg Frank of we elkaar konden mailen. Hij wilde iets aan me voorleggen. Ik gaf mijn e-mailadres door en nieuwsgierig checkte ik regelmatig mijn mailbox op binnengekomen berichten. Na twee dagen kwam de eerste e-mail. Frank vertelde dat hij auteur was en een tegenschrijfster zocht. Hij wilde een verhaal schrijven dat zijn leerlingen konden bewerken tot een toneelstuk. Hij had al een klein stukje geschreven en vroeg of ik het wilde aanvullen. En zo ontstond een leuke wisselwerking. Ik had er plezier in en was teleurgesteld toen het verhaal af was. Frank stelde voor om een nieuw verhaal te beginnen want we vulden elkaar zo goed aan.
Hij vroeg ook om een foto door te sturen en had die van hemzelf al bij zijn bericht gevoegd. Hij zag er leuk uit, een veertiger met halflang, grijzend haar en een stoppelbaardje. Pretoogjes, en een aanstekelijke lach sierde zijn welgevormde lippen. Ik stuurde hem een foto van de laatste zomervakantie waar ik er voordelig uitzag in een leuke aquablauwe jurk tegen de achtergrond van de haven van St-Tropéz.

Het nieuwe verhaal begon direct broeierig.  Ik voelde me er eerst wat ongemakkelijk onder maar aan de andere kant vond ik het ook wel spannend. Ik ging uit mijn comfortzone en fantaseerde er op los. Eigenlijk liep het wel een beetje uit de hand. Ik had het gevoel dat ik mijn man aan het bedriegen was.
Dat Peter hetzelfde gevoel had bleek wel toen ik thuiskwam uit mijn werk en mijn laptop opengeklapt op de eetkamertafel zag staan.
‘Je had me wel eens kunnen zeggen dat je ons seksleven maar alledaags en saai vond’, zei hij verwijtend. ‘Hoe lang is dit al aan de gang? Heb je iets met die vent? Ik vertrouwde je Anke, maar nu ben ik er niet meer zo zeker van. Heb je al die fantasieën met hem uitgeprobeerd?’ Hij begon steeds harder te roepen.
‘Nee natuurlijk niet, ik heb die Frank nog nooit ontmoet en dat is ook niet mijn bedoeling. Heb jij dan nooit eens gefantaseerd over een andere vrouw?’
Ik legde mijn hand op zijn arm. ‘Het heeft echt niks te betekenen Peter. Ik ken die man niet en zal ook nooit met hem afspreken. Het is louter een oefening in het schrijven.’

Vanaf dat moment vertelde ik steeds aan Peter hoe het verhaal zich ontwikkelde. Het was beter voor ons huwelijk maar het remde me in het schrijven. Ik was de spanning kwijt die ik gevoeld had toen alles nog een beetje stiekem gebeurde. Frank had het ook gemerkt want hij vroeg me wat me dwarszat.
‘Je schrijft niet meer zoals eerst’, e-mailde hij me. ‘Is er iets gebeurd? Misschien moeten we elkaar eens ontmoeten?’
‘Nee, ik wil niet afspreken, ik vind het beter om elkaar niet te zien?’ mailde ik terug.
‘Waarom niet? Ik wil je zien. Laten we afspreken in de stad. In de lunchpauze, a.s. woensdag??’
Ik aarzelde. Wat kon er misgaan in een lunchcafé in de stad?
‘Nee, beter van niet Frank. Ik ben getrouwd en wil geen problemen.’ Ik verzweeg dit e-mailgesprek tegen Peter en wiste het bericht, ook uit de prullenbak.

Woensdagmiddag was ik vrij en fietste in de heerlijke lentezon naar huis. Met mijn favoriete playlist van Spotify aan en de wind in mijn haren, genoot ik van de ontluikende gele narcissen en paarse krokusjes in de berm. Daarom duurde het ook wel even voor ik in de gaten had dat er al die tijd dezelfde man achter me fietste. Bij de stoplichten stonden we naast elkaar maar hij liet me telkens als eerste vertrekken. Hij had een Ray-ban zonnebril op en een donkere hoody aan. De kap ver over zijn hoofd getrokken. Toen ik onze straat insloeg, volgde hij me nog steeds. Ik stapte af bij het begin van het huizenblok waar ons huis er één van was. Hij fietste verder en stak een hand in de lucht alsof hij gedag zwaaide. Vreemd. Misschien toch iemand van het werk. Ik kon beter niet meer zoveel thrillers lezen.
Met een glas vers geperst sinaasappelsap installeerde ik me achter mijn laptop. Ik was nog lichtelijk van slag door de achtervolging en merkte dat de adrenaline van pas kwam om spannender te schrijven.

Ik schreef ruim een uur en stuurde het verhaal door naar Frank. Met een gelukzalig gevoel begon ik aan het avondeten. Een ping-geluidje op mijn Iphone liet weten dat er een nieuwe e-mail was.
‘Zo ken ik je weer. Wil je echt niet afspreken? F’
‘Nee sorry Frank. Het blijft bij schrijven.’


Het mooie weer was als een eendagsvlieg. Regen striemde tegen het slaapkamerraam en wekte me nog voor de wekker. Peter heeft altijd de auto mee naar het werk maar wilde me wel afzetten. Toen ik instapte, tikte Peter op het raam. ‘Er is een band lek gestoken.’ Dat werd dus toch fietsen.
Enkele dagen later schreef ik de slotscène voor het verhaal met Frank. Mijn emoties waren in een achtbaan terechtgekomen, ik herkende mezelf niet in de persoon die deze prikkelende verhalen schreef niet en dreigde de controle kwijt te raken. Het beangstigde me en daarbij werd Frank steeds dwingender. Hij moest en zou mij ontmoeten, was geobsedeerd. Ik besloot ermee te kappen en maakte dat nogal resoluut duidelijk in een korte e-mail. Hij antwoorde direct.
‘Jammer schat. Ik zal geduldig op je wachten, en laat me je tenminste danken voor deze fantastische tijd tijdens een etentje, morgenavond om 20.00 uur bij Bitterzoet.’
‘Frank, ik wil geen afspraakje. Dat heb ik al steeds gezegd. Zoek maar iemand anders.’
‘Ik wacht toch.’
De volgende ochtend fietste ik de poort uit, toen ik werd opgeschrikt door een grote brul van Peter.
‘Moet je onze auto zien!’
Mijn ogen gleden van Peters ontstelde gezicht naar onze rode Peugeot. De spiegel hing eraf, bungelend aan een kabel en van voor tot achter liepen er kronkelige krassen door de glanzende metallic lak. Peter was woest en viste zijn telefoon uit zijn binnenzak. Terwijl hij met de politie belde, voelde ik een zeker onbehagen. Eerst die kapot gestoken band en nu die krassen en afgebroken spiegel…

Ondertussen deed ik mijn best om zonder de stiekeme fantasieverhalen toch uit de sleur van ons huwelijk te komen en boekte een verrassingsuitje met Peter. Ik hield dan wel niet zo van de sauna als hij, maar ik hoopte dat we ’s avonds eindelijk weer eens zoals vroeger, stomende seks zouden hebben. Onze saunatrip veranderde in een koude douche toen ik die dag de gordijnen opende in de woonkamer en mensen met een hond op straat naar ons huis zag wijzen. Toen ik de voordeur opende werd ik getroffen door slordige gifgroene letters op het witte kunststof: HOER. Terwijl ik verder het tuinpad opliep zag ik dat de hele voorgevel besmeurd was met dezelfde groene verf.
Ontzet dacht ik dat dit geen vandalisme meer was; volgens mij had Frank met veel drama zijn eigen voorstelling gegeven. Dit vertelde ik een uur later tegen de politie die aan onze keukentafel proces verbaal opmaakte. ‘Heeft u bewijzen mevrouw?’ Nee die had ik niet. ‘Heeft u bedreigingen van deze persoon ontvangen?’ Ik liet hem de berichten lezen waarin Frank aandrong op ontmoetingen die ik steeds resoluut had afgewezen. Maar de laatste e-mails die wel bezwarend waren, had ik gewist en daar hield ik wijselijk mijn mond over want Peter wist er niets van. De agent stelde vragen aan Peter die best ongemakkelijk waren maar hij stelde zich vrij zakelijk op en zei dat hij mij vertrouwde en dat er geen sprake was van een amoureuze relatie maar van een uit de hand gelopen schrijfaffaire.
Mijn laptop werd meegenomen naar het bureau om via het IP adres de identiteit van Frank te achterhalen. We hoorden later dat Frank inderdaad docent was en tijdens een huisbezoek van de politie niet bekend had, maar ook niets ontkend had. Peter en ik hadden enkele stroeve weken maar de rust keerde langzaam terug. Tot afgelopen zomer.

Samen met mijn collega’s ging ik naar een openluchtoptreden in het Gemeentepark. Vlak naast ons stond een man in een rode sweater met een Ray-ban zonnebril en een baseball pet op. Toen we dichter naar het podium gingen om The Golden Earing beter te kunnen zien liep hij mee. Toen ik bij de bar bier ging halen stond hij aan de andere kant van de bar. Mijn nekharen gingen overeind staan, hij herinnerde me aan die kerel op de fiets. Hij bleef even recht naar mij kijken, stak toen zijn hand naar me op en verdween, zonder iets te bestellen, in de menigte.
Twee dagen later stond Peter me opgefokt op te wachten toen ik thuis kwam van mijn werk. Hij had een  anonieme brief op de deurmat aangetroffen en hield hem voor me.  ‘Weet jij eigenlijk wel wat je vrouw allemaal uitspookt Peter?’ Er was een foto bij van mij op het parkconcert, gelukkig lachend tegen een man aanleunend die zijn armen liefdevol om me heen had geslagen. Hij droeg een rode sweater, had grijs halflang haar, een stoppelbaardje en een omhooggeschoven Ray-ban zonnebril.

 

Onderaards – deel 27

grot

Ik val, dieper en dieper. Mijn oren suizen en ik ben misselijk. Stemmen in mijn hoofd, gegil. Mijn borst doet zeer, een beklemmend gevoel. Ik krijg geen lucht. Het suizen wordt ondraaglijk.
Mijn mond is droog, mijn hoofd zit vol watten en ik voel me heel raar, in mijn oren een rare ruis en dan herken in het gevoel.

Ik ben flauwgevallen. Opnieuw overvalt me een gevoel van paniek maar dit keer spreek ik mezelf hardop streng toe. “Rustig ademen, adem in, pfff, adem uit. Ik leg mijn handen op mijn buik en probeer zo mijn hoge en snelle ademhaling onder controle te krijgen. Ik realiseer me in alle hevigheid waar ik ben. Opgesloten in een donkere hut, zonder licht of frisse lucht behalve het minime dat door de millimeterspleetjes tussen enkele planken binnenfiltert. Daaraan kan ik zien dat het dag is. Ik heb geen idee hoe lang ik al in deze blokhut ben. Ik weet nog dat ik op bed ben gaan liggen en mezelf in slaap heb gehuild.

Mijn ogen doen zeer, de huid erom heen is schraal van het opgedroogde zout. Mijn lippen zijn gesprongen en ik heb pijn in mijn maag. Ik voel iets tegen mijn been liggen en mijn hand vindt een plastic fles. Water. Ik drink enkele slokken en voel aan het gewicht dat de fles zeker half leeg is. Ik neem nog twee slokjes en draai dan resoluut de dop op de fles en leg hem terug op het bed, tegen de wand. Voorzichtig ga ik staan en schuifel dan met gestrekte armen voor me uit op zoek naar de tafel. Daar moet nog een krentenbol liggen. Ik stoot tegen de stoel en schuif met mijn hand over het ruwe tafelblad. Hebbes. Ondanks dat ik de zak de vorige keer goed had dichtgedaan, is de krentenbol helemaal hard geworden. Ik neem een hap maar mijn droge mond is niet in staat om het hard geworden brooddeeg malser te maken. Zonder een slok water krijg ik dit niet weggeslikt. Opnieuw gaat mijn hart in versnelling als ik bedenk dat dit het laatste eetbare is. Hoe lang zal Guido wegblijven? Zal hij nieuwe voorraad aan het halen zijn? Wat zei hij ook al weer toen hij me hier achterliet? O ja, iets over uithoudingsvermogen maar dan niet fysiek. Denkt hij dat hij me zo gek kan krijgen? Door me in het donker op te sluiten? Tegen beter weten in rammel ik weer aan de deur. Ik bonk en roep maar stop er weer mee. Verspilde energie.

Ik loop heen en weer van de ene wand naar de andere, tel de keren dat ik draai. Na twintig keer stop ik ermee. Vermoeid ga ik op het bed zitten en neem twee slokken water. Ik ga liggen en rol me op. Slapen dood de tijd, slapen dood de tijd, als een mantra herhaal ik het. Starend in het donker zie ik Moniek’s lichaam weer liggen. Zou ze nog leven? Zou ze gevonden zijn? Ik hoop toch zo dat ze gevonden is. Ik moet er niet aan denken dat zij daar nog zo ligt, op de harde grond. Geen eten of drinken en vergaan van de pijn. Dat been lag er zo raar geknakt bij. Dat is een ernstige breuk. Ze zal zich nooit zonder hulp kunnen verplaatsen. Maar misschien zal ze wel nooit meer bewegen.

En onze collega’s? Zijn ze nog in de Ardennen of  is alleen Paul achtergebleven als contactpersoon voor de politie. Hoe groot zou de zoekactie zijn? Ik heb nog geen helikopters horen vliegen. Of zouden we heel ver weg zijn van Grandhan, en is het zoekgebied nog niet zo ver uitgebreid? Ze zullen toch niet aan de 24 uur vasthouden die iemand vermist moet zijn voor ze gaan zoeken?

Mijn kussen wordt nat van de tranen die geluidloos uit mijn ogen stromen. Ik kan ze niet stoppen. Ik steek mijn tong uit om het zout op te vangen. Zout houdt vocht vast zei mijn oma altijd. Ze is al jaren dood maar het is net of ze naast me op het bed zit en tegen me praat. En opeens besef ik dat ik hier wel eens dood kan gaan.

Huisarrest

 

boek b

Soms zijn er van die dagen….dat je beter binnenblijft, een soort zelf opgelegd huisarrest dus.
Nu was ik al van plan om vanmiddag te gaan schrijven dus ik was redelijk op tijd opgestaan op mijn vrije zaterdag.  In de voormiddag had ik alle boodschappen al in huis, op één na. Die kan pas na 13.00 uur gedaan worden want eerder staan mijn vriendinnen van Kip aan ’t Spit niet op hun vaste stekkie.

Deze twee dames zijn elkaars geliefden, dat heb ik onlangs begrepen toen ik aan het einde van een zaterdagmiddag mijn warm gegrilde kippetjes op ging halen. De andere dame was al weg en de toonbank was geheel leeg en opgeruimd op mijn bestelling na. Ik vroeg aan de overgebleven dame of ze toch niet speciaal op mij had staan wachten? ‘Nee hoor madam, ik sta hier altijd tot half zes – zes uur maar mijn vriendin is onze kleine alvast gaan halen bij de oppas.

Opeens kreeg de slogan “heeft u zin, belt uw kippenvriendin” toch een iets andere lading en daar werd ik vandaag nog eens aan herinnerd. De kippenmadam is zeer, zeer vriendelijk, ze kijkt me altijd met twinkelende ogen aan. Zoals ook de jongen bij de viskar me weleens aankeek in de tijd dat ik zonder werk zat en van hem een extra visje toegestopt kreeg zo rond half vijf, met een vette knipoog en de boodschap: “omdat je mijn speciale klant bent.” (Nee ik behoor niet tot de Hema-clan die tussen 5 en half zes op koopjes jaagt omdat de verse artikelen dan voor de helft of zo weggaan).

Vandaag stond ik dus aan de kippenkar en dat ik een fout shirtje aanhad, had ik bij de Albert Heijn al ondervonden. Mijn boezem was iets te veel in beeld en dat had ik me niet gerealiseerd. Meestal heb ik een shawltje aan bij dit bloesje maar vandaag dus niet. Boze blikken van vrouwen in de Appie die hun mannen betrapten op gluren als ik voorover boog om iets in mijn karretje te leggen. Een zeer behulpzame man (met zijn moeder om boodschappen) die opeens ook mijn kratjes wel in de auto wilde tillen…

De kippenmadam was er ook door afgeleid, ik zag het aan haar blik. Ik had een potje extra saus gevraagd om de spareribs mee in te smeren omdat mijn kinderen dat zo lekker vinden, zelf had ik een kippenpoot genomen. Het was eenentwintig euro en ik had alleen twee briefjes van twintig die ik onder het potje had geschoven. Het kippenvrouwtje had de papieren zakken in een plastic tasje gestopt en keek naar me maar haar ogen raakten de mijne niet terwijl ze het potje oppakte en bij de rest in het tasje stak. Een harde windvlaag liet de twee blauwe briefjes de lucht invliegen, zo naar de provinciale weg. Ik liep er achteraan en probeerde er mijn voet op de zetten toen ik plots werd achteruit getrokken voor ik onder een auto zou lopen.
Ze was er als de kippen bij, mijn redster. Inmiddels had ik mijn voet al op één briefje en de andere waaide onder de truck door. Het leek me beter om niet voorovergebogen onder die aanhanger te gaan liggen voor er nog meer ongelukken zouden gebeuren.

Het briefje dwarrelde onder de kar door en werd aan de andere kant in veiligheid gebracht.

Om mij enigszins uit deze benarde situatie te redden zei ik: ‘goh, ik zei vanmorgen nog tegen mijn man dat het geld de deur uit vliegt en zie hier’. Ze gaf me lachend mijn wisselgeld en ik liep naar de auto. In alle hilariteit was ik nu ook mijn autosleutels kwijt. Die werden gebracht door een jonge man, die toen ik hem vriendelijk bedankte, aan zijn rode kleur te zien zijn beloning ook al binnen had!

Het kippenmadammeke hing in de deuropening van haar mobiele winkel te zwaaien en riep heel hard, “zeg voorzichtig verder hé vandaag”. Ik riep terug dat ik de rest van de middag huisarrest had.

 

Onderaards – deel 26

 

grot

Guido vloekt in zichzelf. Hier heeft hij niet op gerekend. Dat ze gevonden zou worden door voorbijgangers. De afgelopen maand was er niemand langs deze route gelopen. Tijdens de voorbereidende fase had hij namelijk een verborgen camera geplaatst, die aansprong als er beweging in de buurt was. Het alarm was niet afgegaan, als je die keer dat er een berggeit had rondgelopen, niet meerekende.

 

Hij was er min of meer van uitgegaan dat gedurende het voorseizoen er geen klimmers naar deze site zouden komen. Het was niet echt een uitdagende berg en de meer ervaren klimmers kozen een moeilijker parcours. Deze rotswand was eigenlijk voor de vakantiegangers die thuis een beetje aan klimmen deden op zo’n klimmuur. Het lag te ver weg van Adventure World om mee te nemen in het aanbod en er waren geen andere gidsen die deze berg in hun programma hadden.

Daarom is hij geïrriteerd dat zijn plan nu wordt doorkruist. Hij kijkt nog eens door zijn verrekijker naar de vrouw die bij Moniek op de grond zit. Ze draagt een outdoor jas van de Decathlon, maar heeft wel dure wandelschoenen aan. Haar lange blonde haren hangen in een vlecht op haar rug en hij ziet geen ringen aan haar vingers, waar tevens ieder spoor van nagellak ontbreekt. Geen barbiepop. Aan de manier waarop ze het vuur aanlegt kan hij zien dat ze een buitenmens is, iemand van de natuur. Even voelt hij een lichte huivering. Zo’n vrouw zou wat voor hem zijn. Zou zij degene zijn waar hij al jaren naar op zoek is? Eentje die met hem de wilde natuur in wil trekken, verre reizen wil maken. In de middle of nowhere weken op elkaar aangewezen zijn zonder iemand tegen te komen. Stop, stop met fantaseren idioot. Denk na, hoe ga je dit oplossen? Als dat stomme wijf bijkomt dan vertelt ze alles. Ze mag dit niet overleven. En je moet snel zijn want die vent van Heidi is om hulp.

Guido schuift langzaam terug naar achter. Als hij op veilige afstand is staat hij op en loopt terug naar zijn rugzak. Hij maakt zijn jachtgeweer los die met riempjes zit vastgegespt. Dan rommelt hij in zijn rugzak en pakt extra ammunitie. Vervolgens neemt hij een blikje met schoensmeer uit zijn tas en maakt enkele donkere vegen over zijn gezicht. Hij draagt al een camouflagejasje en met zijn donkere cap op is hij onherkenbaar. Hij kruipt terug naar de afgrond en legt aan. Met zijn ene oog dichtgeknepen kijkt hij geconcentreerd met zijn andere door de zoeker. Zijn vinger losjes om de trekker. Dan haalt hij de trekker over. Een gedempte knal, vogels vliegen verschrikt op maar beneden heeft Heidi het niet gehoord. Ze is te druk met het vuurtje bezig en zit met haar rug naar Moniek. Hij heeft haar geraakt, haar lichaam hangt schever dan eerst. Er vormt zich een rood stroompje bloed. Zijn hart bonkt enorm, adrenaline schiet door zijn lijf, dit is toch wel iets anders dan op een hert of konijn schieten!  Zijn handen beven als hij het geweer doorlaat en weer aanlegt. Ze is niet dood want hij heeft haar hart niet geraakt. Een hert was er al lang vandoor gegaan.  Hij aarzelt even, nog nooit eerder heeft hij een mens vermoord. Voor half dood achtergelaten, dat wel.  In Frankrijk twee jaar terug. En sindsdien was die niet te stillen honger ontstaan. Die was niet meer te stillen met gevaarlijke sporten, met het verleggen van zijn eigen grenzen op survivalgebied. Nee, hij had er anderen bij nodig.

 

Een avond met Camilla Läckberg

cl

Standaard Boekhandel en Veen Bosch & Keuning organiseerden een exclusieve avond met Camilla Läckberg (bekend thrillerauteur uit Zweden) en John Vervoort (journalist en interviewer van Belgische krant De Standaard). Je kon hiervoor inschrijven en ik had het geluk om één van de tweehonderd kaartjes te bemachtigen. (foto van Standaard Boekhandel)

 

Deze inspirerende avond vond plaats op een nog inspirerende plek:  de zolder van de Onze-Lieve-Vrouwe-kapel Elzenveld in hartje Antwerpen. Onder het sfeervolle balkenplafond daterend uit de middeleeuwen, bleek dit auditorium geheel aan de eisen van de moderne tijd te zijn aangepast. Aangenaam verrast koos ik één van de comfortabele lederen stoelen uit met armleuningen en aan de rechterkant een uitklapbaar collegetafeltje.

Het was muisstil in de zaal toen Camilla Läckberg en John Vervoort plaatsnamen in de witte fauteuils  op het podium. John was al met Camilla gaan dineren om elkaar wat beter te leren kennen en of het nu door de wijn kwam of door haar knappe verschijning, maar de eerste vragen kwamen toch wat moeizaam over zijn lippen. De vrolijke en open Camilla die debuteerde met haar eerste boek IJsprinses, liet echter het ijs snel ontdooien. Met de nodige humor ging zij in op haar omschakeling van afgestudeerd Econoom naar fulltime schrijfster van thrillers. Al vanaf haar vijfde was zij bezig met het verzinnen van spannende verhalen. Terwijl haar vriendinnen de typische meisjesboeken lazen over paarden, verslond Camilla boeken over echte misdaden uit Amerika en bestudeerde ze de forensische psychologie. Inmiddels is haar negende boek verschenen “De Leeuwentemmer” en zijn haar andere boeken al in 55 landen uitgegeven. Alleen al in Nederland en België is er een oplage van 550.000 boeken.
Als we een uur verder zijn weten we dat Camilla twee kinderen heeft, twee keer getrouwd en gescheiden is. Haar tweede man was een politieagent, dat lijkt mij erg handig als je thrillers wilt schrijven. Nu is ze samen met een bekende worstelaar. Zou hij een rol spelen in Leeuwentemmer? Ik weet het niet, moet het boek nog gaan lezen.

Wat de meeste fans niet weten, is dat Camilla ook kinderboeken en kookboeken schrijft. En dat zij in tegenstelling tot de meeste bekende Scandinavische auteurs, geen verborgen (politieke) agenda heeft. Zij schrijft om te entertainen, om de lezers even enkele uren te laten ontsnappen uit hun dagelijkse beslommeringen. Laat dat nu precies ook de reden zijn waarom ik zelf graag lees en schrijfster wil worden.

Op het einde van het interview was er gelegenheid tot vragen stellen. Ik vroeg haar hoe ze haar research doet, want alles moet toch kloppen. Haar antwoord luidde dat ze veel uit boeken over seriemoordenaars haalt en op Google tevens veel informatie vindt. Een ook al is Fjällbacka een klein dorp, door haar bekendheid komen er jaarlijks duizenden fans naar toe. Zo heeft ze zelf een keer meegedaan als toerist aan een  Läckberg-thematour, en kreeg een felle discussie met de gids over de vindplaats van een lijk in één van haar boeken. Lachend legt ze uit dat ze toch zelf wel weet waar ze haar lijk heeft gelaten. Iemand uit het publiek vroeg waarom zoveel vrouwen thrillers lezen en schrijven. Volgens Camilla weten vrouwen beter wat angst is en beter zijn in het beschrijven van details terwijl mannen meer actie schrijven en lezen.

Even wordt het nog spannend in de zaal als een raar uitziende man in slordige zwarte slobberkleding en een vies linnen tasje, in het Zweeds vragen gaat stellen. Eerder vragen in het Zweeds van andere gasten werden door Camilla vertaald naar het Engels maar bij deze man gaf ze met een glimlach die haar ogen echter niet bereikte, antwoord. Ze probeerde het af te kappen maar de man hield aan en werd uiteindelijk met zachte hand door iemand van de uitgeverij naar zijn plek teruggevoerd. Later bij het signeren van de boeken ontstond er opnieuw een incident met deze opdringerige man en is hij de zaal uitgezet. Ik popelde om naar huis te gaan en een scene te schrijven, de moord op …Maar ik heb het niet gedaan. Waarom niet? Omdat ik nog veel meer van Camilla Läckberg wil lezen.

Ik heb haar kort gesproken en gezegd dat ik met een opleiding voor thrillerschrijver bezig ben. Ze heeft dan ook een speciale opdracht in mijn exemplaar van De Leeuwentemmer gezet: ‘Rumpan på stolen! Wat letterlijk betekent: Bibs op de stoel

En dat is het beste advies wat ik ooit heb gekregen, gaan zitten en schrijven, blijven zitten en doorschrijven. Iedere dag weer.

Onderaards – deel 25

grot
Terwijl Saskia opgesloten zit in een dichtgetimmerd en donker chalet, en het spoor van rechercheurs Pieter en Max doodloopt, stuiten twee wandelaars op een lichaam….

‘Mevrouw, hoort u mij? Mevrouw.’ Ann schudde voorzichtig aan de schouder van de onbekende vrouw die half tegen een rotsblok aan zat. Haar been lag in een rare hoek en haar gezicht was spierwit. Anne legde twee vingers in haar hals en voelde een zwakke hartslag. ‘Ze leeft nog’ zei ze met enige opluchting maar bezorgd keek ze naar Ludo.  Die was al druk in de weer met zijn telefoon en vloekte toen hij geen bereik bleek te hebben.

‘We moeten hulp halen, de gsm heeft hier geen bereik. Het lijkt me het beste als ik terug loop en jij hier bij haar blijft.’

‘Maar het is al laat in de middag, nog even en de zon gaat onder.’

‘Ik weet het schat maar ik ben sneller dan jij en stel dat ze bij kennis komt, dan zal ze blijer zijn met een vrouw.’

Ann moest ondanks alle ellende wel lachen om zijn redenatie. Ludo was altijd maar liever bezig en moest een doel voor ogen hebben. Hulpeloos zitten wachten naast een bewusteloze vrouw hoorde hier niet bij. Nee, Ludo wilde actie, zo snel mogelijk hulp gaan halen. Hij rommelde nog even in zijn rugzak en gaf Ann een zaklamp en twee flesjes water en een banaan. ‘Ik probeer zo snel mogelijk hulp te halen, misschien heb ik verderop al bereik als ik wat meer op vlak terrein ben. Zal ik nog wat takken sprokkelen zodat je een vuurtje kunt maken?’

‘Nee schiet nu maar op, ik zal zelf zo wel rondkijken.’ Ann stond op en gaf haar man een kus.

Daarna knielde ze snel weer naast de roerloze vrouw en voelde nogmaals in haar hals. Ze schroefde het dopje van het flesje water en liet wat druppels water op de lippen van de vrouw vallen. Er kwam geen reactie. Toch had ze het idee dat de vrouw verplaatst was naar het rotsblok want als ze omhoog keek naar de steile rotswand leek het haar sterk dat de vrouw tegen het rotsblok gevallen was. Dan was ze onherroepelijk dood geweest. Hoe lang zou ze hier al liggen? En waarom was ze alleen? Zou iemand anders al hulp zijn gaan halen en haar zo tegen de rots hebben gelegd? Ann keek om zich heen en ging op zoek naar takken en wat droog gras zodat ze een vuurtje kon aanleggen. Allereerst zou het warmte geven en de rook zou ook misschien de aandacht trekken van andere wandelaars of klimmers in de buurt. Voor het eerst was Ann blij dat ze nog steeds niet gestopt was met roken toen ze haar aansteker bij de takken hield. Ze blies zachtjes maar het stapeltje takken wilde geen vlam vatten. Ze rommelde in haar zakken en vond een bon van de Decathlon. Ze maakte er een prop van, stak deze aan en legde het snel op wat dorre bladeren. Het werkte. Blij als een kind stak ze haar handen uit boven het vuurtje en controleerde daarna opnieuw haar patiënt. Ze begon honger te krijgen en dronk een paar slokken water. Ze wilde nog even wachten met de banaan want volgens haar horloge was Ludo nog maar een half uur weg. Ann besloot om nog wat meer takken te zoeken en liep iets verder weg van het vuurtje. Niets vermoedend van het onheil boven haar hoofd.

Guido lag op zijn buik en keek met een verrekijker over de rand van de rots.

Onderaards – deel 24

grotTerwijl Stefan op de kaart kijkt, blijft Wodan woest blaffen. Max haalt een tang uit zijn rugzak en breekt het geroeste kettingslot open. De deur gaat moeizaam open, het hout schuurt over de ongelijke rotsgrond en blijft op een kier hangen. Stefan trekt ook mee en de deur gaat verder open. Wodan schiet naar binnen en snuffelt rond.Het stinkt in de vochtige ruimte, naar schimmel maar ook naar iets zurigs.

 

Er hangen enkele ijzeren ringen in de muur op een meter hoogte maar verder is de ruimte leeg. Of toch niet helemaal. In de hoek staat een emmer. Hij is voor een derde gevuld met troebel water.
‘Wat is dat hier voor ruimte?’ vraagt Pieter aan Steven.
‘Dit was één van de ruimtes waar de paarden vroeger werden gestald. In het begin van de exploitatie van deze grot, was het de bedoeling om hier een uitgang te maken voor een kortere route maar de uitgang is niet geschikt voor grotere groepen mensen. Er is geen ruimte voor toiletten en parkeerplaatsen.’

Niets leek erop te wijzen dat Saskia en Moniek hier geweest waren, er was niks te zien. Toch bleef Wodan blaffen en Pieter pakte de emmer op om er aan te ruiken. Gatver, het rook smerig. Dat was zeker geen water. Het leek meer op urine.
‘Ik wil een onderzoeksteam hier in deze ruimte. Ze moeten kijken over er DNA sporen zijn.’
‘Dan moeten we zo snel mogelijk naar de uitgang van dit gangenstelsel’ zei Steven. ‘Want hierbinnen is geen bereik.’
Max trok Wodan mee terug de gang in. ‘Ga maar naar rechts, het zal nog zo’n kwartier lopen zijn’ instrueerde Steven.
Het was erg nat op de grond, Max speurde de wanden af of er ergens water langs kwam druppelen. Er lagen zelfs enkele plassen. Wodan had moeite om door het water een vers spoor op te pikken.
‘Er is hier maar één weg naar de uitgang, wellicht dat hij buiten weer iets op het spoor zal komen’ zei Steven. Ongeduldig begonnen de mannen steeds sneller te lopen. De tunnel maakte een bocht en opeens straalde er licht naar binnen. De uitgang! Wodan piepte en trok aan de lijn. Er was weer een spoor. Opgelucht stonden te mannen enkele seconden later in de buitenlucht. Ze zaten goed.
Steven deed zijn rugzak af en haalde er een thermoskan uit. ‘Koffie mannen?’
Wodan zocht een bosje op om zijn behoefte te doen en Max had een sigaret opgestoken. Met de peuk tussen zijn lippen haalde hij een waterfles uit zijn rugzak en liet Wodan eruit drinken.
Steven moest lachen: ‘Dat heb ik nou nog nooit niet gezien zeg. Een hond die uit een fles drinkt.’
Pieter genoot van de warme koffie en was opgelucht dat hij de nauwe grot had verlaten. Hij nam de omgeving in zich op. Ze waren omringd door rotsen, er was een met onkruid begroeid pad, van hooguit een meter of drie. Hij liep wat verder van de ingang van grot weg en volgde het hobbelige pad dat tussen de rotsen kronkelde. Het gras was er plat. Alsof er een auto over gereden had.

‘Ik heb bereik, ik ga de basis oproepen.’ Max bracht zijn mond bij de portofoon en gaf enkele korte bevelen om een speciaal onderzoeksteam naar de gevonden ruimte in de grot te sturen en overhandigde toen het apparaat aan Steven zodat deze kon uitleggen waar ze precies moesten zijn.

‘Max, ik denk dat ze met een auto zijn verdergegaan.’ Pieter gebaarde dat Max naar hem moest komen. Hij wees op het platgedrukte gras en onkruid. ‘Kijk, bandensporen. En volgens mij van nog niet zo lang geleden.’ Max knielde neer en bestudeerde de grond. Het was moeilijk te zien, in een zandpad waren bandensporen duidelijker te herkennen maar hij moest zijn chef gelijk geven. Paarden zouden andere sporen hebben achtergelaten. Hij ging Wodan halen die hij bij Steven had achtergelaten. De hond schoof met zijn neus over de grond, liep terug richting de uitgang van de grot en liep weer naar de plaats waar het onkruid was platgedrukt. Hij begon weer te blaffen en piepen. Hij zocht verder maar kwam steeds terug naar de plek waar Pieter stond.

Wat nu? Ze konden overal zijn. Gefrustreerd schopte Pieter tegen een stel brokken steen.

Onderaards – deel 23

grot

Pieter probeert Max en zijn speurhond bij te houden, hij is geen held in onderaardse grotten en is blij dat er overal licht is in de grot. Na een tijdje komen ze in een soort zaal. Wodan, de Mechelse Herder snuffelt met zijn neus over de vochtige grond en blaft twee keer. Ze zijn hier geweest, dat is duidelijk.

 

 

Wodan loopt dan weer naar links en dan weer naar rechts, zoekend naar een spoor dat verder gaat. Opeens trekt hij naar rechts en gaat een gang in die niet meer verlicht is. Ze zetten de lampen aan boven op hun helm die de gang veranderen in een spookachtig geheel. Wodan is duidelijk iets op het spoor want hij loopt in één voorwaartse trek door. Hij blijft nergens treuzelen. Na een tijdje  wordt steeds krapper en al snel kan Pieter niet meer rechtop staan, op handen en knieën kruipt hij achter de anderen aan en overwint zijn schaamte door te roepen dat hij niet kan bijhouden. Ze houden in en Pieter kruipt dichterbij.

‘Gaat het chef? Max heeft zich omgedraaid en kijkt met dichtgeknepen ogen maar met een lach rond zijn kippen naar zijn baas. Hij weet dat deze het niet op krappe ruimtes heeft.
‘Ja, ja, doe maar voort maar niet te rap anders kan ik niet volgen’, bromt Pieter nors.
Het wordt nog krapper en ze moeten op hun buik door een smalle opening kronkelen. Pieters hart bonkt heftig. Hij is in vertrouwde handen hier met die gids, er kan niks gebeuren. Hij probeert zich te concentreren op de gezichten van de beide meisjes die  hij op de mobiele telefoon van Paul heeft gezien. Hij moet ze vinden.
Ze komen op een heel smal stuk en dan botst Pieter tegen de voeten van Steven aan.
‘We moeten terug naar achteren’, roept Max. ‘Wodan wil niet verder, hij wil terug.’|
‘Terug?’ roept Pieter verbaasd.
‘Ja naar achteren.’
Met moeite kronkelen ze terug naar achter tot ze bij een plek komen waar ze op hun hurken kunnen zitten. Steven pakt een kaart uit zijn zak en schijnt met de lamp op het gangenstelsel.
‘Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk, maar hier ergens is een zijgang die al jaren niet meer wordt gebruikt. Misschien dat we de hond daar even moeten laten snuffelen.’
Hij vouwt de kaart op en gaat voorop, Max en Wodan volgen hem op de hielen. Max heeft Wodan nogmaals aan het de kledingstukken van de meiden laten ruiken. Ze komen in een iets bredere ruimte en dan begint Wodan heel hard te blaffen. Hij snuffelt over de grond en wil geen meter meer verzetten.
Hij gromt en Pieters haren gaan overeind staan. Wodan gromt alleen als hij bloed ruikt. Max is al op zijn knieën gezakt en rommelt in zijn rugzak.
‘Lampen even uit’ gebiedt hij met barse stem.
Het blauwachtige licht van de ultravioletlamp schijnt over de rotsbodem. Het is duidelijk zichtbaar. Opgedroogd bloed, en niet zo’n beetje ook.
Max schraapt met een mes wat van het steengruis los en doet het in een plastic afsluitbaar zakje. Hij beloont Wodan en laat hem opnieuw aan de kleding van Moniek en Saskia ruiken.
Na enig gesnuffel gaat hij een zijgang in en blaft opgewonden. Na enig gesnuffel gaat hij weer terug en gaat vervolgens een andere gang in. Dan begint hij te trekken. Een nieuw spoor.
‘Dat kan toch niet waar zijn’, dit is de route naar de oude groeve. Waarom zijn ze zo naar de uitgang gegaan?’ Steven heeft zijn kaart weer gepakt.
Wodan blaft voor een grote houten deur. Er zit een geroest kettingslot op.