Archives for EJansen

Engelenhaar

engelenhaar

November is voor mij altijd een speciale maand. Op 24 november is mijn vader jarig en dat werd altijd gezellig gevierd.  Maar ook viel zijn verjaardag samen met de komst van de Sint. Vol verwachting klopt ons hart.

 

 

 

Mijn vader was vertegenwoordiger maar had een bijbaan als etaleur. Daar lag zijn passie en kon hij zijn creativiteit kwijt. In november voelde je de spanning stijgen, al die winkels die een sinterklaasetalage wilden. En daarna had mijn vader maar heel weinig tijd om de pakjes etalages te verwisselen voor sfeervolle kerstetalages, kwistig met Engelenhaar rond de lichtjes.
Deze spanning is hem toch een keer teveel geworden, tijdens het snoeien in de tuin kreeg hij het benauwd en had pijn op de borst. Hij was niet zo flauw, kwam binnen en vroeg me een borrel in te schenken. Later bleek dat hij een flink aantal vernauwingen had en hij een hartaanval had meegemaakt. Hij moest geopereerd worden. Daarna kroop hij net zo gepassioneerd als altijd de etalages weer in.
Zoals de trouwe lezers al weten, is mijn vader twintig jaar geleden gestorven, hij is tijdens een tweede hartoperatie niet meer teruggekomen.
In november is mijn vader heel dichtbij, en ga ik graag in allerlei steden naar etalages kijken.
Dit jaar voelde ik wat druk op mijn borst. En omdat ik familiair belast ben, besloot ik toch maar eens langs de dokter te gaan. Op mijn vaders verjaardag (24 november) moest ik naar de cardioloog. Dat gaf alles toch wel een beladen tintje. Een week later onderging ik een hartkatherisatie. Gelukkig geen vernauwingen, mijn vader heeft het vast op een akkoordje gegooid daarboven. Hij was altijd al goed in onderhandelen. De opdracht is vrij duidelijk.
Mijn aderen zijn ongewoon dun en kronkelig. ‘Oh’, zei mijn zus: ‘je hebt dus engelenhaaraderen’. Ja, een engelenhaarhart met mijn vader als beschermengel daarboven.
Wederom op 24 november, volgend jaar moet ik op controle, dan zal blijken of ik me aan mijn opdracht heb gehouden. Ik zal zorgen dat mijn vader trots kan zijn.

Stil Maar

boek obsessiesJe woorden galmen door mijn hoofd wanneer ik de babypop vastpak in de speelgoedwinkel. Levensecht, hoe krijgen ze het gemaakt. Liefdevol strijk ik over het kopje en neem haar mee naar de kassa.|
“Is het een cadeautje mevrouw?”|
Ik knik bevestigend. Het winkelmeisje wikkelt de pop in bloemetjespapier en doet er een roze strik om.
“Alstublieft mevrouw, veel plezier ermee. Ze zal blij verrast zijn.” 
Ze moest eens weten, denk ik glimlachend terwijl ik de pop aanpak. “Dank je wel.”

 

We wilden graag een kind. Ik misschien meer dan jij, maar mijn biologische klok was aan het tikken in tegenstelling tot die van jou. Een leeftijdsverschil van vier jaar is niet zo erg maar voor een vrouw die de dertig is gepasseerd, gaat het toch meespelen. Terwijl mijn vriendinnen zwanger raakten, bleef bij mij de maandelijkse menstruatie gewoon komen. Keurig op tijd.
“Een gezonde cyclus mevrouw, ik zou me niet zo druk maken. Niet iedereen is direct zwanger. Bij de een duurt het gewoon wat langer dan bij de ander.”
Onze huisarts trok zijn latex handschoenen uit, liep terug naar zijn ouderwetse mahoniehouten bureau en tikte zijn bevindingen in op zijn laptop. Ik tilde mijn benen van de stalen beugels en trok mijn slipje en broek aan en ging weer naast jou zitten.
“Maar we zijn nu meer dan een half jaar bezig dokter en ik wil dat u verder kijkt. Misschien heeft Marco wel onvruchtbaar zaad.”
Jij kleurde rood, niet van schaamte maar ik zag aan je ogen hoe boos je was. Hoe durfde ik jouw zaad in twijfel te trekken? Toch pakte de huisarts een potje uit zijn lade en gaf het aan je samen met een tijdschrift dat weinig aan de verbeelding overliet.
“In de gang is een toilet. Jullie zijn de laatste patiënten deze middag dus neem je tijd.”
Gelaten zag ik je opstaan en met het potje de spreekkamer uit lopen.
Toen we een week later terug in de spreekkamer zaten voor de uitslag, was de dokter heel stellig. Het zaad was springlevend, er was geen enkele reden waarom ik niet zwanger zou kunnen worden, vertelde onze huisarts kalm. We kregen een soort dagboekje mee waarin stond hoe ik mijn eisprong kon berekenen en waarin we alle pogingen moesten noteren.

Deze ‘nu of nooit’ momenten leverden in het begin wel spannende seks op. Even snel een wip op jouw kantoor in de pauze want om precies twaalf uur was het piekmoment. Begerig veegde je alles van je bureau en schoof mijn rokje omhoog. Ik kon nog net de witte designlamp vastgrijpen voor hij over de rand zou verdwijnen. Of die keer dat ik een hevige hoofdpijn voorwendde op mijn werk. Om vervolgens vliegensvlug naar huis te gaan waar we tegelijkertijd aankwamen en daarna in de lift de stopknop hebben ingedrukt omdat we niet konden wachten. Dat gezicht van de buurvrouw toen we half ontkleed naar buitenkwamen. Maar al snel ging het jou tegenstaan. Je klaagde dat ik je alleen nog als een dekhengst zag, dat er geen liefde bij kwam kijken. Alles draaide om zwanger worden en mijn hevige teleurstellingen als er toch weer bloedplekken in mijn onderbroek verschenen, werden niet langer liefdevol opgevangen, maar wekten alleen nog jouw ergernis op. Geen troostende arm meer rond mijn schouder of lieve geruststellende woordjes: stil maar schat het komt wel goed. Ik zag ook wel in dat het de verkeerde kant op ging. Maar ik wilde zo graag, zo ontzettend graag een baby.

Clair werd geboren, het eerste dochtertje van mijn beste vriendin. We gingen op kraamvisite en ik zat huilend met het schattige roze, naar Zwitsal geurende, baby’tje op mijn armen. Mijn vriendin dacht dat ik ontroerd was maar toen het huilen overging in onbedaarlijk snikken, pakte Robbert snel zijn dochtertje van mij over en gebaarde jou hem te volgen naar de keuken. Schokkend en met lange uithalen gooide ik mijn frustratie naar buiten en Clair probeerde me te troosten en moed in te spreken. Maar ik kon haar alleen maar haten omdat het haar wel gelukt was een kind te krijgen en mij niet. Het was het einde van onze vriendschap.

Op straat zag ik overal moeders met kinderwagens. Het stikte ervan. Of zwangere vrouwen die lachend met hun vent door het park wandelden, druk bezig namen te verzinnen en fantaserend over de kinderkamer.
Ik kon er niet meer tegen. En daar zaten we weer, bij de huisarts die ons dan uiteindelijk na een jaar oefenen, doorstuurde naar de gynaecoloog. Allerlei onderzoeken, testen en zelfs een kijkoperatie. Er was niets, maar dan ook niets wat een zwangerschap in de weg zou kunnen staan.
“Je wilt te graag,” zei je in de auto terug naar huis.
“En wil jij eigenlijk wel graag genoeg?” kaatste ik terug.
Je zei helemaal niks terwijl ik zat te schreeuwen en tieren. Toen we thuis kwamen, liep je in één streep door naar de slaapkamer waar je jouw deel van de kledingkast in tassen begon te proppen.
“Wat ga je doen?”
“Dat zie je toch? Ik heb er genoeg van. Ik ga een tijdje bij Dirk wonen, even afstand nemen.”
En weg was je.
Het kwam niet meer goed. Je kwam niet terug.

Mijn hele lichaam schreeuwde om een kind. Ik kon niet meer buiten komen; overal hoorde ik huilende of lachende kinderen. Baby’s, kleuters. Ook op televisie waren er meer pamperreclames dan ooit tevoren. Ik moest iets doen, het kon zo niet langer. Een homostel waarmee ik bevriend was, raadde me aan om een kinderaantekening te halen bovenop mijn diploma als verpleegkundige. Dan kon ik op de kinderafdeling gaan werken en was ik hele dagen omringd met kinderen die zorg nodig hadden. Misschien dat ik hier iets van mijn moederliefde kwijt kon. Eerst vond ik het een absurd idee. Ik was ervan overtuigd dat het mijn verdriet om het kinderloos zijn, alleen maar zou versterken maar Ludo en John bleven vasthouden aan hun standpunt en gaven mij de inschrijffolder voor de post HBOV opleiding, dus schreef ik me in.
Dertien maanden duurde de opleiding en het gaf me eindelijk wat rust in mijn hoofd. Hoofdstuk na hoofdstuk bestudeerde ik de anatomie van kinderen en de opeenvolgende groeifases. De studie over de verschillende kinderziektes maakte me zelfs aan het twijfelen. Als je las wat er allemaal met je kindje kon gebeuren, dan was je eigenlijk wel gek om een kind te willen. Ik leerde op de cursus ook nieuwe mensen kennen. En mijn docent. Paul.
Ik glimlach terwijl ik aan hem denk. Wat een lieverd. En zo goed met kleine kinderen. Hij is kinderarts. Via hem kon ik mijn stage lopen op de kinderafdeling van het ziekenhuis waar hij zijn praktijk heeft. En nu heb ik er een vaste aanstelling. Sinds een maand of twee. Paul en ik hebben een verhouding. Hij is getrouwd maar niet gelukkig. Een tweeling van vier is de enige reden waarom hij nog bij zijn vrouw is. Maar niet lang meer. Ik wil dat hij bij mij komt wonen. Als hij co-ouderschap neemt dan kan ik voor zijn tweeling zorgen. En voor ons ongeboren kind, wat hopelijk snel wordt verwekt. Toen we de eerste keer met elkaar naar bed gingen heb ik hem voorgelogen en gezegd dat ik de pil slik. We doen het al ruim een half jaar maar … nog steeds niets. Ik pieker me suf waarom het niet lukt en kan aan niks anders meer denken.

Ik loop door de blinkend gepoetste gang. Het linoleum heeft op elke afdeling een andere gekleurde rand aan de zijkanten. Op de kinderafdeling is de rand vrolijk geel. Nu loop ik over de gang naar de polikliniek gynaecologie. Hier is de rand blauw. Opeens verstijf ik bij het horen van een lach. Een lach die ik uit duizenden herken. Jouw lach. Ik schiet weg achter een pilaar en zie jou aan komen lopen met je arm rond een blonde vrouw. Haar ogen stralen en jij gaat helemaal in haar op. Mijn blik glijdt naar beneden en ik voel de grond onder me wegzakken als mijn ogen blijven rusten op haar buik. Een kleine verdikking maar onmiskenbaar zwanger. Het is goed dat ik bij de pilaar sta want anders was ik vast en zeker omver gevallen. Ik draai nog wat verder zodat jullie me zeker niet zullen opmerken, al is die kans nihil omdat jullie alleen oog voor elkaar hebben. Ik begin hevig te trillen en krijg zo’n pijn in mijn buik alsof alles samentrekt. Ik klap dubbel en hap naar adem. Marco wordt vader.
“Gaat het collega?”
Een oudere vrouw in verpleegstersjurk met Hilda op haar naamplaatje heeft mijn arm gepakt en leidt me naar het rijtje dichts bijstaande stoelen. Ze gaat naast me zitten en houdt twee vingers op mijn pols terwijl ze op haar horloge tuurt.
“Jeetje, je hartslag is wel erg hoog. Haal maar eens even rustig adem,” en ze ademt zachtjes fluitend uit.
“Zo ja. Adem in – pfff – adem uit. En nog eens. Goed zo.”
En langzaam kom ik weer tot mezelf.
“Dank je Hilda. Ik ben Carmen. Ik ben zwanger en werd onwel, ik heb nog niet gegeten,” lieg ik er zomaar op los.
Hilda’s bezorgde blik maar plaats voor een brede lach. “Ach, dat weet ik nog van toen ik zelf zwanger was”, zegt ze. “Blijf hier maar even zitten.”
Ze staat op en loopt richting de uitgang van de polikliniek. Even later komt ze terug met een bekertje warme chocolademelk en een koekje.
“Alsjeblieft, hier knap je vast van op.”
Dankbaar neem ik het van haar aan. Ik moet aan mijn oma denken die de lekkerste chocomelk van de wereld kon maken en altijd een luisterend oor had. Opeens begin ik te huilen, al kan ik Hilda natuurlijk niet de waarheid zeggen over mijn frustratie dat ik geen kinderen kan krijgen. Maar haar troostende armen die zachtjes over mijn rug strijken geven hetzelfde gevoel als destijds bij mijn oma.
“Tja meisje, een zwangerschap verandert je hormoonhuishouding en maakt je labieler dan anders. Ik zat altijd te janken bij iedere zielige film op televisie. Het hoort er allemaal bij.”
Snuffend koester ik me nog even in haar warmte en dan trek ik me langzaam terug. Ik sta op en pak het lege bekertje. Ik kan niet langer blijven talmen. Ik heb de perfecte oplossing voor mijn probleem gevonden en moet nu als de donder actie ondernemen.
“Ik weet niet hoe ik je moet bedanken, je was er precies op het juiste moment. Het gaat wel weer. Laten we terug aan het werk gaan.”

Paul is teleurgesteld wanneer ik hem vertel dat ik een time-out wil. Ik zeg dat ik het niet aan kan dat hij niet kan kiezen tussen mij en zijn gezin en dat ik een paar maanden in het buitenland ga werken. Via personeelszaken heb ik al onbetaald verlof geregeld. Ik huur een appartement aan de kust over de grens en koop positiekleding. Iedere maand ‘groeit’ mijn buik een beetje meer. Ik ga zelfs waggelend lopen. Ondertussen ben ik via gemeenschappelijke vrienden op Facebook op de hoogte van het verloop van de zwangerschap van Marco en zijn vriendin. Foto’s van de ingerichte kinderkamer en aangeschafte kinderwagen laten zien dat papa er helemaal klaar voor is. De baby kan elk moment komen…Klootzak.

Ik loop door de blinkend gepoetste gang. Mijn hart bonkt en mijn handen transpireren als ik de deur zachtjes openduw. Daar liggen ze, slapend. Mijn ogen vliegen over de schattige babyhoofdjes in de wiegjes. Bingo. Wat is ze mooi. En haar neusje, ze heeft jouw neusje. Ik rits mijn jas open en haal de pop uit de draagzak. Al die tijd blijf ik met mijn rug naar de bewakingscamera staan. Ik pak de baby op en wurm haar in de draagzak. Daarna leg ik de pop in haar plaats in de wieg. Voor de schijn loop ik nog langs wat andere wiegjes. Precies zoals tijdens de nachtrondes voer ik mijn controles uit. Jouw kindje maakt snikkende geluidjes. “Stil maar schatje, mama is hier.”

Mijn handen

handen

 Handen, de betekenis van mijn handen

 

 

 

 

Mijn handen, ik gebruik ze de hele dag. De bruine vlekjes verraden dat mijn jeugd voorbij is en ook de dertig al ruim ben gepasseerd.

Toch staan mijn handen aan het begin van een nieuw leven als mijn vingers over de toetsen razen.
Zij doen dit al jaren maar altijd in opdracht van mijn baas. Nu ben ik baas over mijn eigen handen, als ik de woorden laat ontstaan die uit mijn binnenste naar boven borrelen.
Ik heb geen dameshanden, geen keurig gemanicuurde secretaresse nagels. Maar ook geen verweerde huid van het poetsen. Toch een beetje een dametje? Uiterlijk misschien wel in mijn keurige jurkjes voor mijn werk, netjes opgemaakt en kleurig gelakte teennagels. Maar aan mijn handen geen franje. Ik wil geen hinderlijke ringen of nagels die kunnen scheuren omdat ze zo lang zijn. Ik wil geen onnatuurlijk opgelegde gelnagels. Ik wil vingers die vrij kunnen bewegen, fladderen van geluk terwijl ik schrijf.

 

 

 

bestek

bestek

Mijn besteklade is een allegaartje. De standaard plastic verdeelbak paste er niet in dus zijn het losse kistjes van Ikea geworden. Keurig liggen de lepels bij de lepels, de vorken bij de vorken en de messen bij de messen. Alleen is niet iedere lepel of mes hetzelfde.

 

Ooit heb ik bij de Hema een 9-delig bestek gekocht maar daarvan is al een mes en vork vuilnisbak verdwenen samen met een overgebleven prakje op het bord. Er liggen ook dierbare herinneringen in mijn besteklade. Deze mogen absoluut niet in de vaatwasser en niemand mag ze gebruiken, alleen ik.
Een kromme lepel, daterend uit de eerste wereldoorlog en gemaakt van heel licht materiaal, zilverkleurig maar beslist niet van zilver of roestvrijstaal. De lepel is van mijn opa geweest en hij heeft er jarenlang alles mee gegeten, soep, pap maar ook zijn aardappelen. Later gebruikte mijn oma deze lepel om een schep beslag in het vet te laten vloeien met oudjaar als ze haar heerlijke oliebollen bakte.
Een ander geliefd voorwerp is een gekarteld mes met mintgroen handvat, hier at mijn oma altijd mee. Ze had er zes, in verschillende kleuren maar zij nam altijd het groene en ik heb het gepikt toen de erfenis werd verdeeld. Tot slot nog wat onderdelen uit een eerdere relatie, niet uit sentiment maar omdat ik simpelweg niet van verspillen houd.

Back to school

type

In gedachten ga ik terug naar de eerste keer dat ik leerde schrijven, en dan bedoel ik dus als kind. Nu leer ik opnieuw schrijven als leerling aan de schrijfacademie. Na een online schrijfcursus bij Schrijfatelier Alicia (beginners en gevorderden) en enkele schrijfwedstrijden (met goed gevolg) verder, vind ik het tijd om professioneel goed te leren schrijven.

 

Het lespakket wordt thuisbezorgd, het is een hele doos. Een stapel boeken (red: leerboeken) en een viertal modules die onderdeel vormen van mijn gekozen onderdeel “Thriller schrijven”. Laten we het maar gelijk spannend aanpakken.

Op mijn vrije zaterdag zet ik de wekker vroeg om op tijd aan mijn moederlijke verplichtingen te doen en vertrek dan op het gemakje naar Den Haag. Toepasselijker kan haast niet: de les wordt gegeven in de Openbare Bibliotheek aan het Spui. Een half uur voor aanvang wil ik de draaideur inlopen om nog even naar het toilet te gaan en de Culturele Ruimte te zoeken. Ik sta letterlijk voor een gesloten deur. Er staat slechts één man te wachten. “De bib gaat pas om 10.00 uur open” zegt hij. Ik begin een praatje met deze vriendelijke Surinaamse man en het half uur vliegt voorbij. Intussen hebben zich allerlei mensen verzameld, een zeer gevarieerd publiek, zoals in een grote culturele stad als Den Haag verwacht mag worden. Steels kijk ik om me heen en probeer te ontdekken wie mijn mede-studenten kunnen zijn. Eigenlijk geen eentje, met uitzondering van een beetje griezelig figuur die ik wel een moord zie plegen. En niet alleen op papier. Op het gemakje komt achter het glas een beveiligingsbeamte in beeld die de draaideur ontsluit en teveel ongeduldige mensen proppen zich in een derde vakje waardoor de deur natuurlijk vastloopt. Ruim vijf minuten later meld ik me aan de balie op de derde verdieping. Er zijn voldoende boeken om de hele stad aan het lezen te krijgen. Er zijn nog steeds geen mede studenten te zien en het wordt toch akelig spannend. Voor de zoveelste keer check ik de uitnodigingsmail op mijn Iphone. Het staat er toch echt: 13 september 10.00 uur, Bibliotheek, Spui 68 in Den Haag. Gelukkig meldt zich een man met schoudertas. Hij komt ook voor de schrijfacademie. Pff. Dus toch. Even later is ons groepje compleet en is de docent ook gearriveerd, met kannen koffie.

Maar goed, ik dwaal af. In gedachten ga ik terug naar mijn eerste schrijfles.

De verbeten trek rond de smalle lippen van juffrouw Karin sprak boekdelen als ze de greep van mijn pen probeerde te verbeteren. “Nee, nee, nee. Je doet het alweer fout”, siste ze in mijn oor terwijl ze mijn vingers haast fijnkneep. Maar zodra ze losliet,  krulden mijn vingers zich terug in hun veilige samengeknepen vuistje. De pen, rustend op mijn gebogen middelvinger werd gestuurd door het topje van mijn wijsvinger. Mijn duim er stevig omheen geklemd.  Met de tong tussen mijn lippen schreef ik zo goed en kwaad als het kon “Elsje Jansen” op de lichtblauwe lijntjes.

 

U raadt het zeker al, dit was de vooropdracht van les 1 

 

 

 

De geur van Philip Morris en mijn pa

philipmorrisPhilip Morris Bergen op Zoom gaat sluiten. Een groot drama voor de circa 1200 medewerkers die per 1 september hun baan gaan verliezen en waarvan sommigen net niet meer hun pensioen gaan halen.

Persoonlijk is mijn link met Philip Morris een heel andere.

 

Eerst was het een grote concurrent. Mijn vader was immers sigarettenvertegenwoordiger bij de Koninklijke Niemeijer in Groningen; u weet wel van de Samson Shag, Javaanse Jongens en Roxy. Mijn vader was natuurlijk zwaar tegen Marlboro, maar rookte intussen zelf stiekem van de concurrent en stopte zijn Benson and Hedges sigaretten in een leeg doosje van Roxy. Roxy was ooit het merk van Johan Cruijff: “Rook verstandig, Roxy Dual”, was zijn reclameslogan. Als er weer een nieuw reclamefilmpje uitkwam van de sigaretten of Samson Shag mochten we altijd gratis naar de bioscoop. Of naar Pinkpop!

Als klein meisje mocht ik in de schoolvakanties altijd met mijn vader mee als hij winkels ging bezoeken.  Hij stuurde me als spion vooruit om bij de kassa  van de winkel te gaan kijken of er wel een meter Roxy sigaretten in het schap stond, want dat was de actie en daar kreeg de winkelier extra bonus voor. Of  ik moest bij kleine sigarenzaakjes binnen lopen, pakje kauwgom kopen en intussen controleren of de toonbankactie ook daadwerkelijk op de toonbank stond.

Het rayon van mijn vader bestond uit Zeeland en West-Brabant en we waren dus een hele dag onderweg om zo’n twintig klanten te bezoeken. Onderweg gezellig ergens lunchen: twee bruine boterhammen met kroketten en een kopje tomatensoep. Het Lotus koekje bij de koffie gaf mijn vader aan mij. Ik koop ze nog steeds…
Ook gingen wel altijd met zijn tweeën helemaal naar het hoofdkantoor in Groningen om zijn auto om te ruilen voor een nieuwere Ford. De laatste was heel chique, een goudkleurige Taunus (geen stationcar maar heuse sedan) en had geen reclameborden meer langs de zijruiten van de kofferbak. We verzonnen altijd een grappige zin met het nieuwe nummerbord om het beter te kunnen onthouden. Zo kreeg mijn moeder een nieuwe BH in ’92 met cub C (BH-92-CD)

Thuis hielp ik mijn vader in zijn garage met dozen vouwen of dozen klaarmaken met verschillende sloffen sigaretten, shag en pijptabak. Die heerlijke geur van tabak, zo anders dan de smerige sigarettenrook!
En die geur, die geur hangt vandaag nog altijd in de lucht als ik langs Philip Morris rijd. Ik draai mijn raampjes open, snuif diep, heel diep dit vertrouwde aroma in en voel me heel dicht bij mijn vader die ik al twintig jaar moet missen.
Afgelopen week toerde  ik in mijn auto met open dakje weer voorbij de fabriek van Philip Morris. Heimwee sloeg toe en dikke tranen rolden over mijn wangen. Mijn jongste zoon legde troostend zijn hand op mijn been: ‘dat vind je vast wel erg hè, mama? Dat Philip Morris weg gaat en je nooit, nooit meer die geur van je vader kan ruiken. En eigenlijk ruikt die zoete weeïge lucht best wel lekker. Kon ik het maar voor je in een flesje vangen.’ De lieverd.
Dus nu het nog kan, rijd ik er zo vaak mogelijk langs. Bergen op Zoom is het zelfde niet meer als Philip Morris dit najaar voorgoed haar deuren zal sluiten en de rook om mijn hoofd voor altijd is verdwenen.

Matje voorlopig in de kast (vervolg op Hangmatje en Komt een dokter bij de vrouw)

matjeNaarmate de operatiedatum dichterbij begint te komen, hoe onrustiger ik word. Dat is niet gek zult u denken. Wie zou er nu niet zenuwachtig zijn voor een ingreep, ook al duurt die maar een half uurtje en kan het zonder grote ritssluiting.

Een klein stemmetje in me, gaat steeds harder schreeuwen. Doe je er wel goed aan? Je kan niet meer terug. Wat als….

 

Ergens diep verborgen komt er opeens een flits tevoorschijn van een uitzending van de Tros; Radar. Met een scheef oog en één oor had ik, terwijl ik met iets anders bezig was, ruim een jaar geleden woorden opgevangen van matjes bij vrouwen met verzakkingen en incontinentieproblemen.
Ik ben er geen voorstander van, om bij vermeende kwaaltjes mijn PC in te duiken en internet af te surfen. Je komt hier de meest onmogelijke doemscenario’s tegen of verhalen van lotgenoten die weinig bemoedigend zijn. Zeg maar ronduit ontmoedigend! Je kan me beschuldigen van struisvogelpolitiek, om dezelfde reden lees ik bijna nooit een ,krant. Al die ellende in de wereld, ik word er niet vrolijk van.

Toch blijft het stemmetje zeuren en drie dagen voor ik onder zeil zou gaan en in (lees: met) een hangmatje zou ontwaken, deed ik het toch. Gisteravond pakte ik mijn laptop, opende Google en typte in: Radar uitzending gemist, matjes.

Bang! Kies maar uit. Ik klikte op de eerste beste link en zag Ria Bremer op mijn 17 inch scherm een inleidend praatje houden waarna twee dames in een filmpje vertellen dat hun leven een hel geworden is na het plaatsten van een kunststof matje. Ze konden niet meer fatsoenlijk zitten, hadden dagelijks pijn en seks was taboe.

Mijn hart sloeg over bij het zien van al dit leed. Snel klikte ik verder en kwam op de pagina van de Geneeskunde Inspectie, zag gesprekken met artsen die met hun handen in het haar zaten omdat zij nieuwe technieken hadden uitgeprobeerd terwijl er eigenlijk niks mis was met de oude methode. En nu vrouwen op hun spreekuur kregen met onomkeerbare klachten. De matjes vergroeien namelijk met het weefsel en kunnen niet meer verwijderd worden.

Ik besloot terstond de operatie te cancelen. Tenslotte is het hooikoortsseizoen voor mij op zijn einde en moet ik niet veel meer niezen. Ik heb namelijk respijt, een half jaar zeker, om uit te zoeken of er een andere oplossing is.

Het matje wordt dus voorlopig even in de kast gelegd.

 

Onderaards – deel 18

grot

Geschrokken kijk ik naar de steile rotswand voor me waar de bungelende touwen duidelijk maken wat de bedoeling is.

 

 
Ik voel mijn knieën knikken. Een wee gevoel neemt bezit van mijn maag. Hoe moeten we dit nu weer volbrengen? Ik heb enorme hoogtevrees. Vooral als ik op mijn eigen lichaam moet vertrouwen. Ik durf best op de Eifeltoren te staan of op de Euromast. Maar aan een touw een berg beklimmen? No way!
‘Ik ga niet klimmen’, zeg ik beslist. Ik ben boos omdat ik in deze situatie ben beland en mijn woede neemt de overhand.

‘Als je wilt overleven zal je wel moeten schat. Jullie willen toch zo graag survivallen en aan teambuilding doen? This is the moment.’ Guido geniet zichtbaar van mijn boze houding. Het lijkt hem wel enigszins op te winden. Dat is niet mijn bedoeling, niets mag deze psychopaat in verleiding brengen.
Moniek heeft nog niets gezegd. Haar gezichtsuitdrukking lijkt onbewogen. Ik vraag me af of zij net zo bang is om te klimmen als ik.  Intussen rommelt Guido in zijn rugzak en haalt er twee tuigjes uit die hij aan ons overhandigt:   ‘Aantrekken.’

Tijd rekken, denk ik bij mezelf. ‘Sorry hoor maar ik moet eerst plassen.’
‘Schiet op, en ga maar allebei,’ zegt hij afgemeten en gebaart met zijn hoofd naar een paar bosjes die een eindje verderop rechts tegen de rots staan. We laten de tuigjes op de grond vallen en lopen naar de bosjes. Ik fluister tegen Moniek dat ik hoogtevrees heb en echt niet tegen die berg op kan klimmen.
‘Ik help je wel,’ fluistert ze terug. ‘Ik heb al vaker geklommen, ga wel eens naar de Klimmuur in Rotterdam. Onze plas klatert tegelijkertijd als een waterval op de steentjes. Vroeger kon ik niet op een toilet plassen als er iemand voor de deur stond te wachten. Zo zie je maar hoe snel je je gêne opzij kan zetten, schiet het door mijn hoofd. We lopen terug naar Guido,  stappen in de heupgordel en gespen de sluitingen stevig vast.

Guido pakt een touw en wil het aan mijn gordel vastmaken maar Moniek zegt rustig ‘laat mij maar voorklimmen dan kan Saskia kijken hoe ik het doe en volgen.’
‘Aha, mevrouw hier heeft er verstand van’, zegt Guido en overhandigt het touw aan Moniek. Er zit een ander touw aan vast.
‘Maar we zijn met drieën dus jullie gaan beiden voor en ik zal zekeren,’ antwoord Guido.
Moniek haalt het touw door de lussen en maakt het vast met een ingewikkelde knoop. Je kan zien dat ze weet waar ze mee bezig is. Daarna herhaalt ze dezelfde handelingen bij mij.
‘Je hebt zeker geen speciale klimschoenen voor ons?’ vraagt ze.
‘Nee prinses, het is survival weet je nog? Roeien met de riemen die je hebt’.

In de grotten was ik nog blij met mijn stevige bergschoenen maar nu ik aan de voet van de rots staat verlang ik hevig naar mijn gympen met flexibele zolen. Moniek geeft met een stuk band met twee haken aan en doet voor welke haak ik aan de gordel vast moet pikken en de andere gaat rond het touw. Ze geeft me nog wat haken en legt uit dat ik ze steeds vast moet klikken aan de zekeringen in de muur.
Van dichtbij zie ik dat de muur allerlei uitstulpingen heeft waar ik mijn voeten op kan zetten en Moniek geeft aan dat ik met mijn linkse hand en rechtse voet moet werken en dan weer andersom. ‘Zo klim je in een soort driehoek beweging en ben je beter in balans.’

De zenuwen gieren door mijn lijf maar ik probeer me te concentreren op haar uitleg want daar hangt mijn leven straks van af.
‘En verder niet naar beneden kijken. Onder geen beding. Kijk voor je, omhoog of opzij maar nooit naar beneden. Dan lukt het wel. Kom op, Sas, je kunt het.’

Het laatste uur

klokOp 28 juni volgde ik een workshop Thrillerschrijven. Hier volgt mijn opdracht: spannend verhaal met onderwerp Afscheid – 500 woorden.

De ruitenwissers gaan gestaag heen en weer. Het ritme maakt me slaperig.

 

 

Ik open het raampje om wat frisse lucht binnen te laten maar moet het weer sluiten omdat de regendruppels binnen vallen en kringen achterlaten op de zijden stof van mijn azuurblauwe blouse. Met mijn rechterhand doorzoek ik mijn tas die op de stoel naast me staat. Mijn vingers tasten de gebruikelijke inhoud af, lipstick, parfumflesje, mobieltje, portemonnee. Ergens moet er een pakje kauwgom zijn. Al die vakjes. Geërgerd trek ik de tas op mijn schoot. Waarom koop ik toch altijd zo’n grote tas. Snel richt ik mijn blik naar beneden om vervolgens weer op de weg te letten. Het is gevaarlijk wat ik doe.

Opnieuw duiken mijn ogen in mijn tas en in een hoek zie ik het blauw van de verpakking. Hebbes.
De tas belandt weer op de stoel naast me en ik druk een kauwgommetje uit de verpakking, neem er direct maar twee. De frisse mint smaak prikkelt mijn tong en tranen springen in mijn ogen. De slaap is weg. Ik zet de radio wat harder.
De Tom-Tom geeft aan dat het nog een kleine drie kwartier rijden is. In gedachten probeer ik me voor te stellen hoe ik haar aan zal treffen. En wat het met me zal doen. Onze band was in de loop der jaren verslechterd. Mijn gevoel was langzaam, beetje bij beetje afgestorven. Dat van haar niet, nee dat was juist versterkt. Sinds de dood van mijn vader had ze zich aan me vastgeklampt als een drenkeling. In het begin voelde ik me verantwoordelijk om een aantal dingen te regelen zoals bankzaken, opruimen van zijn kleding en zijn hobbymaterialen. Maar haar egoïstische gedrag tijdens zijn laatste dagen had een onuitwisbare wissel getrokken, had een deel van mijn hart versteend, bevroren. En niets kon dit meer ontdooien.
Telkens als ik thuiskwam in mijn ouderlijk huis waar ik zoveel herinneringen had, miste ik mijn vader, zijn gezelligheid en belangstelling. Nu moest ik eerst een hoop klusjes doen en als alles wat ze kwijt wilde door haar gezegd was, vroeg ze vlak voor ik weer wegging: en met jou alles goed?
“Waarom kom je zo weinig?” vroeg ze op een dag. “We groeien helemaal uit elkaar.” Het kwam er verwijtend uit alsof het allemaal aan mij lag terwijl ik al zo vaak had aangegeven dat het een wisselwerking was.
“Straks is het te laat, en heb je spijt. Je hebt maar één moeder.”
Vanmorgen vroeg, nog voor de vogels hun ochtendlied zongen, ging de telefoon.
“Mevrouw Maas?” U spreekt met het Boerhaave Ziekenhuis. Uw moeder is opgenomen, ze heeft een hersenbloeding gehad. Ze ligt in coma.
Hoe vaak had ik aan dit moment gedacht? Aan het moment dat ze dood zou zijn. Wat zou ik voelen? Opluchting of spijt? Wat had ik nog willen zeggen of met haar doen?
Ik had er alleen nooit bij stilgestaan dat ik bewust afscheid zou gaan nemen. Gehoor zou geven aan haar laatste dwingende wens.
Nog 5 kilometer te gaan. De kilometerteller tikt de meters weg en de klok de minuten. Minuten waarin het moment van afscheid korter wordt en ik haar het leven zal gaan benemen. “geen kasplantje mama, ik heb het je beloofd.”

terugblik op workshop Thrillerschrijven van tijdschrift ZIN

bibliotheek uitgeverij

Terugblik op workshop Thrillerschrijven van Zin op 28 juni 2014.

In no 4 van Tijdschrift Zin stonden interviews met diverse Nederlandse Thrillerauteurs. Thrillers zijn mijn favoriete genre en aangezien ik zelf onlangs een schrijfcursus heb gevolgd, werd ik direct getriggerd door de workshop die werd aangeboden.

Geen minuut te verliezen, dacht ik bij mezelf: er is slechts plaats voor twintig deelnemers. Hoeveel mensen zouden op dit moment Zin aan het lezen zijn? Nu had ik het wel vers van de pers, mijn man heeft een tabaksgemakshop met een tijdschriftenhoek en Zin was die ochtend nog maar binnengekomen. Toch enigszins prettig zenuwachtig, vulde ik op mijn Iphone het aanmeldformulier in. Enkele seconden later ontving ik keurig een bevestiging van inschrijving. Op dat moment was echter nog niet duidelijk of ik bij de gelukkige twintig zou horen.
Twee weken later kwam de uitnodigingsmail. Op zaterdag 28 juni om 9.30 uur ontvangst bij uitgeverij Meulenhoff|de Boekerij, Herengracht te Amsterdam. Wauw, bij een echte, bekende uitgeverij.
Om 6.30 uur stapte ik die zaterdag in mijn auto. Onderweg werd ik menigmaal ingehaald door motorrijders, die in strakke zwarte pakken voorovergebogen over hun benzinetank op weg waren naar de TT in Assen. Het beloofde voor veel mensen een leuke en spannende dag te worden.

Precies op tijd stapte ik verwachtingsvol de voordeur binnen van het prachtige statige, oude grachtenpand. Een zeer vriendelijke meneer van de uitgeverij heette me welkom en ging me voor naar de bibliotheek op de eerste verdieping. Mijn hart ging sneller slaan, al die boeken in de prachtige houten vitrine kasten langs de muur. Als het mij toch ooit eens zou lukken om daar met een boek in te komen…. Wat een inspirerende plek voor een workshop. En dan te bedenken dat Cassanova hier diverse vrouwen achterna had gezeten.

Langzaamaan kwamen de andere deelnemers binnendruppelen. Twee medewerkers van Zin verzorgden de koffie en thee en toen was het zover. Voor het eerst oog in oog met een bekende Nederlandse thrillerschrijfster. Ze zag er precies uit zoals op de achterflap van haar boeken. Siska Mulder. Bekend van Zus, Doof, Na Delfine en Met zachte hand. Zo toegankelijk en ook een beetje zenuwachtig, net als wij.

Na een kort introductierondje vertelde Siska hoe belangrijk het is om een vooraf een plan te hebben en het plot te weten. Het goed pakkend plot moet in één of twee zinnen samengevat kunnen worden.
Verder verdient het aanbeveling om te weten wat er in ieder hoofdstuk gebeurt, en wat de kern is van dat hoofdstuk. Voor een thriller moet er natuurlijk een conflict zijn, en een spanningsboog. De hoofdpersoon heeft een kernprobleem en heeft iets te verliezen.
Een ander belangrijk aspect is de drijfveer, waarom in plaats van wie.
En de hoofdpersoon moet een ontwikkeling doormaken, hij/zij mag geen passieve persoon zijn die alles overkomt en geen actie onderneemt.
Als schrijver moet je goed stilstaan bij het perspectief waaruit je gaat schrijven en de tijd.
Een goede dialoog zorgt voor vaart in het verhaal maar teveel dialogen is te vermoeiend. Observaties van de personen in je verhaal zijn onontbeerlijk. Zij geven details aan de lezer en vormen het beeld van de personages.

Na deze tips volgde een opdracht: schrijf in drie kwartier een verhaal van 500 woorden over het onderwerp “Verlies”.
Direct daalde er een diepe stilte over de twintig aanwezige dames en heren. Iedereen begon direct te schrijven. Sommigen streepten driftig zinnen door, anderen zuchtten eens diep. Zelf was ik één van de weinigen die een laptop hadden meegenomen. Mijn vingers vlogen over het toetsenbord, angstvallig het aantal woorden linksonder in beeld bestrijdend. Schrijven is schrappen.
Binnen de tijd was mijn verhaal klaar. Er zat een zekere spanning in maar ik verwachtte tips over hoe ik het om kon buigen naar een echte thriller.

De klok tikte de laatste minuten weg en toen was het zover. Om de beurt lazen we ons verhaal voor. Enkele aanwezigen waren direct goed op dreef. De spanning was te snijden, rillingen over mijn rug, bloed droop van de muren.
Help, nog even en ik was aan de beurt. Razendsnel veranderde ik de plot van mijn verhaal, ik had geen tijd meer te verliezen. Alsof mijn leven er vanaf hing, ik was opeens weer het kind, verlangend naar een stempel van de juf.
En toen hij mijn beurt was, hoorde ikzelf de bibber in mijn stem die ook tijdens sollicitatiegesprekken soms irritant komt opzetten. Na de laatste zin was het even stil. Maar de stempel en krul van de juf volgde, samen met enkele zeer bruikbare tips.
Tot grote verrassing kregen de deelnemers aan het eind allemaal een door Siska gesigneerd exemplaar van haar laatste thriller: Met zachte hand.
Wat heb ik geleerd vandaag? Oefenen, boeken van anderen lezen en daaruit leren maar vooral doorgaan met schrijven.
Meer aanmoediging had ik niet nodig. En ik denk dat meerder aanwezigen door de woorden van Siska voldoend vertrouwen in zichzelf en hun talent hebben gekregen om door te gaan met wat ze zielsgraag doen. Schrijven. Ik heb er Zin in.
Elles Jansen