Archives for EJansen

Hangmatje (vervolg op Komt een dokter bij de vrouw)

hangmat 1

 Vandaag moest ik terug naar het ziekenhuis op controle voor mijn
“Annelies van der Pies” probleempje. (Vervolg op eerdere blog: Komt een dokter bij de vrouw)

 

 

Ditmaal was het gelukkig dr. X die mij kwam halen in de wachtkamer. Hij was helemaal zoals ik me voorgesteld had, en nog veel meer dan dat. Kraaienpootjes rond zijn heldere blauwe, enigszins ondeugende kraaloogjes en een krans van wit haar rond zijn karakteristieke hoofd. En grote handen (of hebben alle gynaecologen dat?)

Nog voor ik ging zitten vertelde hij met zekere opluchting dat probleem 1 opgelost was, op de foto was duidelijk mijn spiraaltje te zien dat vorige keer tijdens de echo spoorloos bleek. Het ding was dus niet als een of ander los onderdeel in mijn buik gaan zweven.

Na een klop op de deur voegde dokter Y zich bij ons. Ja, die knappe blonde adonis van de vorige keer.
We keken elkaar aan en schoten direct in de lach. Ik floepte eruit dat ik een blog over hem had geschreven.
Dokter X wilde natuurlijk gelijk weten waarover dit onderonsje ging en terwijl ik in de comfortabele damesstoel quasi op mijn gemak in de stijgbeugels lag, gaf ik hem enige nadere uitleg. Dat ik vorige keer eigenlijk meer een vaderlijke dokter had verwacht in plaats van zo’n jonge knappe dokter. En dat ze bij de afspraak hiervoor wel eens mochten waarschuwen.

“U verwachtte dus een opa met een rollator” zei hij gevat. En toen kwam hij helemaal op gang.
In geuren en kleuren beschreef hij de ingreep die me te wachten stond waarbij ik een “hangmatje” zou krijgen.
Toen ik vervolgens verwees naar een minder positieve documentaire op televisie, zei hij dat dat Amerikaanse taferelen waren die door cowboys waren uitgevoerd. Daar viel zijn techniek beslist niet onder. Wel gaf hij met uitgestreken gezicht aan dat bepaalde “Kamasutra standjes” voortaan beter vermeden konden worden en bepaalde bladzijdes dus moesten worden overgeslagen. Ik probeerde mijn lach in te houden, net als de rest.

Mijn jonge Adonis zat inmiddels met hoog rode kleur achter de computer de aantekeningen in te voeren in mijn elektronisch dossier. Onze blikken kruisten elkaar. Ditmaal was hij duidelijk degene die in verlegenheid was gebracht. Ik was redelijk relaxed. Of dat het effect is van het hangmatje weten we pas over enkele weken…

 

Elvis has left the building (eindopdracht schrijfcursus schrijfatelier Alicia)

elvis

Dit verhaal is fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen en/of organisaties berust op toeval.

Het is een eindopdracht van de schrijfcursus Gevorderden van Schrijfatelier Alicia.
Met dank aan mijn geweldige lerares Alicia Kok.

Een secretaresse krijgt haar ontslag en samen met haar voorgangsters beraamt zij een plan op wraak.

 

De ruitenwissers gaan gestaag heen en weer. De cadans is hypnotiserend. De lucht in mijn achteruitkijkspiegel is donkergrijs, bijna zwart. De lichten van de achtervolgende auto’s steken fel af tegen deze onheilspellende achtergrond. Ik richt mijn blik weer op de weg voor me. De witte middenstrepen rijgen zich aaneen. Uit de boxen komt filmmuziek en de strijkers zwellen aan. De ruitenwissers versnellen als ik een vrachtwagen inhaal. Even zie ik niks door de enorme waterhoos die de grote wielen naast me veroorzaken. In een reflex laat ik het gaspedaal los om daarna onmiddellijk gas bij te geven, wetend dat ik dan sneller weer normaal zicht zal hebben. Mijn hart bonkt. Ik ben er voorbij. Wat een slechte weg.

De ruitenwissers gaan weer terug in het vorige ritme. Heen en weer, heen en weer, heen en weer. De muziek heeft zich ook aangepast. Alles is zo grijs. Zo somber, ik voel hoe de triestheid bezit van me neemt. Bijna een jaar rijd ik deze weg nu. Een uur heen en een uur terug. Ik heb er geen hekel aan. Integendeel. De wisselende seizoenen, de opkomende zon. De dauw op de weilanden. Het voorjaar, de zomer. Maar deze winter, deze winter is zo verrekte grijs. Nog maar een paar we en dan rijd ik deze dagelijkse rit niet meer. Dan is mijn contract ten einde.

Ik had nooit kunnen bedenken dat het niet verlengd zou worden. En hoewel ik zelf onlangs het besluit had genomen om op zoek te gaan naar wat anders, overviel het me vorige week toch wel dat Herman mij te kennen gaf dat ik niet de super-
secretaresse was die hij zocht. Mijn functioneringsgesprek was goed. Een jaar lang heb ik alle vernederingen van hem geslikt. Niks was goed maar dat is niet alleen bij mij zo; hij gaat tegen alle collega’s zo tekeer. Ik ben zijn zoveelste secretaresse: mijn voorgangsters zijn ziek geworden, overspannen geraakt, zelf opgestapt of binnen enkele weken, maanden door hem ontslagen. Niemand had het zo lang volgehouden als ik, elf maanden nu. ik had zelfs opslag gekregen. Nee, ik heb het echt niet zien aankomen.
Mijn lieve collega Vera heeft ook voor hem gewerkt. Na enkele maanden heeft ze intern gesolliciteerd voor een andere functie. Onder het mom van ‘daar kreeg ik een vast contract’, maar inmiddels weet ik wel beter. Ze werd er ook ziek van om voor Herman te werken. Haar enorme humor heeft me het afgelopen jaar geholpen om niet op te geven. Om iedere dag toch met plezier naar mijn werk te rijden. Als Herman het kantoor verliet, stuurde ik een mail rond: “Elvis has left the building”. Dan gingen alle deuren open en klonk er weer gelach door de gangen. Als hij in huis is, is de sfeer om te snijden. Een groot deel van het personeel zorgt ervoor dat ze een deel van de week op andere locaties kunnen werken om maar niet te veel bij hem in de buurt te zijn.

Mijn gedachten worden steeds zwartgalliger; ik zwelg in zelfmedelijden. Ik baal er enorm van dat het hem gelukt is in deze laatste weken om mijn zelfvertrouwen te laten verschrompelen als een aardappel. Hoe stoer heb ik niet maanden lang grapjes lopen maken op kantoor. Zoals die keer dat ik fakete dat de telefoonverbinding slecht was toen hij weer eens zo tekeer ging door de telefoon. “Herman? Herman, ik hoor je niet goed. Hoor je mij? Herman?” en ik gooide de hoorn erop. Lul. Mijn collega’s keken tegen me op door deze brutale zet.
En nu zie ik iedereen vol medelijden naar me kijken als hij weer eens tegen me tekeer is gegaan en ik met hangende schouders door de gang loop. Niemand is opgewassen tegen de terreur van deze man. Ze schijten in hun broek. Wat zou het toch heerlijk zijn als we verlost waren van die klootzak.

Ik draai het parkeerterrein op. Geschrokken realiseer ik me dat ik me de laatste twintig kilometer helemaal niet kan herinneren. Ik ben gewoon op de automatische piloot hier geraakt. Met de tag open ik de voordeur van het kantoorgebouw en loop linea recta naar het kantoor van Sabrina.
“Jeetje meid, wat zie jij eruit. Heb je onderweg soms een spook gezien? “Hij moet eraan, Sabrina. En jij moet me helpen.”
“Ik doe mee, dat weet je. En ik zal je eens wat zeggen. Ik ben er ook al dagen over aan het fantaseren. Nog nooit eerder had ik zo’n leuke collega als jij en je verdient het niet om zo als vuil bij het afval gezet te worden. Ik bel Hanneke. Ik ben ervan overtuigd dat zij ook mee wil doen.”

Er volgen enkele telefoontjes en diezelfde avond zitten we met zes ex-secretaresses in de vergaderkamer om een plan te beramen onze baas een toontje lager te laten zingen. Saskia werkt inmiddels in het ziekenhuis en kan makkelijk aan slaappillen komen. Sabrina heeft een kat die diabetes heeft en dagelijks injecties moet krijgen. Ze kan insuline meebrengen. Dat is niet traceerbaar in het bloed. De vraag is alleen wanneer we het gaan doen.
We besluiten om ons plan direct al diezelfde week ten uitvoer te brengen. Sterker nog, over twee dagen. Sabrina is een open boek en ook bij mij kun je alles direct van mijn gezicht aflezen. Daarom mag de spanning er niet te lang ingehouden worden.
Donderdag is het Hemelvaart. Op vrijdag is het kantoor gesloten, iedereen heeft vrij. Ik heb in de agenda van Herman op woensdagavond nog een overleg ingepland. Hij sputterde wel tegen, maar ik weet uit ervaring dat hij de klachtencommissie nooit een strobreed in de weg legt.

Om klokslag acht uur loop ik zijn kantoor binnen met een dienblad met kopjes. De werkster is net vertrokken. Ik zet de kopjes op zijn grote designtafel. Oortjes naar rechts, lepeltjes precies recht. Waterglazen op twee centimeter ernaast. Dat had ik snel door de eerste dagen; Herman is zeer precies en alles moet perfect zijn. O wee, als de bureaulamp niet op tien centimeter van de hoeken van zijn bureau staat en het pennenbakje niet loodrecht bij zijn vloeiblad ligt. Obsessief gedrag dat zelfs verder reikt dan zijn eigen kamer. Ook mijn bureau moet eraan geloven. Dagelijks ordent hij mijn nietmachine, perforator en pennenbakje.
De dames van de klachtencommissie drinken allemaal thee. Dat maakt het makkelijk om de speciale koffie voor Herman te serveren. Omdat hij altijd een half uurtje van tevoren zijn stukken gaat voorbereiden kan hij zijn eerste kopje al krijgen.
Ik hoor zijn zware stappen door de gang en even later staat hij in zijn kantoor.
“Koffie graag en ik wil niet gestoord worden. Moet nog telefoontje plegen,” en hij wappert met zijn hand als teken dat ik zijn kamer moet verlaten. Ik schenk de koffie in, voeg melk en suiker toe en maak dat ik wegkom. Ik heb een flinke scheut laxeermiddel in zijn koffie gedaan, dus hij zal zo wel buikkrampen krijgen.
Met kloppend hart pak ik mijn mobieltje uit mijn tas die onder mijn bureau staat.
‘FASE 1 is gestart’ typ ik in een whatsappje en stuur het naar ‘kantoormeisjes’.
Het wachten duurt een eeuwigheid.
Ik hoor de deur van Herman’s kamer openvliegen en ik zie hem gehaast het herentoilet inschieten. De geluiden spreken voor zich: het gaat er spetterend aan toe.
‘Fase 2 bevestigd’, app ik weer naar ‘Kantoormeisjes’.
Even later gaat de deur weer open en Herman wast zijn handen bij het fonteintje. Hij plenst wat water in zijn gezicht. Hij ziet af, ik zie het aan zijn gehele houding. Net goed, gniffel ik bij mezelf. Tijdens zijn korte afwezigheid heeft Saskia water ingeschonken in zijn glas. Hierin is een sterk slaapmiddel opgelost. Verse muntblaadjes verdoezelen de smaak.
Het laxeermiddel is nog niet uitgewerkt, want na een tiental minuten komt Herman weer gehaast voorbij gestoven, opnieuw het herentoilet in.
Ditmaal duurt het erg lang voor de deur weer opengaat.
‘Fase 3 geloof ik’, typ ik gehaast in en druk op Send.
Patricia komt mijn kamer binnen. Ik wijs naar het toilet. Ze loopt tot aan de deur en legt haar oor ertegen. Ze gebaart dat ik moet komen. Ook ik leg mijn oor tegen de deur. Niks, we horen helemaal niks.
Ik klop op de deur: “Herman, gaat het?” roep ik. Geen reactie.
Saskia is inmiddels ook bij ons komen staan. Ze kijkt op haar horloge. “Het werkt,” zegt ze.
Opnieuw typ ik een bericht in via What’s app: ‘Fase 4 definitief’.
Met zijn allen staan we nu voor de dichte toiletdeur. Sabrina haalt een schroevendraaier uit haar kontzak en draait de schroef van het slot om. We openen de deur en daar zit hij. Scheefgezakt op het toilet, zijn witte, harige benen uiteen en met zijn broek op de enkels.
Vera maakt een foto, en nog eentje extra voor het geval dat.
We krijgen de slappe lach, deels van de zenuwen maar ook van het beeld die grote lul er zo hulpeloos bij te zien zitten.
Nu moeten we besluiten wat we verder doen. Gaan we de insulinespuit toedienen? Dat betekent het einde en maakt ons moordenaars, of in elk geval medeplichtig. Kunnen we dat zomaar doorzetten? Wat als ze erachter komen, dan draaien we de bak in. Alle levens verwoest en dan heb ik het nog niet over het leven van onze gezinnen. Ik begin te twijfelen en word misselijk. Nog net op tijd kan ik de deur naar het damestoilet openen en kots in de wc.
“Oei, voel je je niet goed?” vraagt Sabrina achter me en en wrijft over mijn rug. Als er niks meer uit mijn maag komt, sta ik op en draai me om naar het fonteintje om mijn mond te spoelen en handen te wassen.
“Sorry meiden, ik kan het niet”.
“Kom op, doorzetten nu. We gaan niet terugkrabbelen.” Patricia is vastberaden.
Ze trekt de insulinespuit uit de bibberende handen van Sabrina. Ik kijk Sabrina aan en zie in haar ogen dat zij ook twijfelt. Het is niet dat ze niet durft, maar mogen wij zomaar over het leven van iemand anders beslissen? Hem uit de weg ruimen is ook een obsessie geworden, voor ons allemaal. Ik zie het in de verwilderde blik van Sabrina, maar ook in de vastberaden trek rond de mond van Vera. Ik had me niet gerealiseerd dat het bij ons allemaal zo diep zat. Dat een baas zijn secretaresses tot zo’n daad kan drijven.
“Time out,” zegt Hanneke. Zij is nog de meest nuchtere van ons allen.
“We gaan eerst een kop koffie pakken en eens rustig nadenken. Hij blijft nog wel even zitten,” zegt ze, terwijl ze met haar hoofd naar Herman gebaart, die nog steeds bewegingsloos op het toilet hangt.
We schrikken op als we voetstappen horen op de trap. Verschrikt kijkt iedereen me aan. “Verwacht je iemand? Had Herman toch een afspraak?”

De deur zwaait open en daar staat Jeroen. Onze controller.
“Wat is hier aan de hand?” Verbaasd kijkt hij van de een naar de ander. Hoe meer oud-secretaresses hij ziet, hoe verbaasder hij lijkt te worden. “Hebben jullie een reünie dames?”
We reageren nauwelijks en staan verstijfd bij elkaar. Dan ziet hij de open deur van het herentoilet. Hij loopt op Herman af.
“Het is niet wat het lijkt,” Patricia is de eerste die haar stem terugvindt. “Hij is slechts verdoofd. We halen een grap met hem uit.” Haar hand met de spuit is achteloos achter haar rug verdwenen.
“We hebben een foto gemaakt,” zegt Vera. “We willen hem alleen een lesje leren.”
Dan breekt er een lach op Jeroens gezicht door. “De dames hebben eindelijk ballen gekregen.”
Hij loopt iets verder naar Herman toe. We staan in een halve cirkel achter hem en Sabrina zegt: “Nou hebben we hem te kakken gezet, he?”
Dan steekt Jeroen zijn hand uit en legt twee vingers in de hals van Herman.
Zijn lach besterft op zijn gezicht. “Elvis has left de building.”

Onderaards – deel 17

grot

Ik zou willen geloven dat deze blauwe lucht iets goed brengt…

 

 

 

 

De volgende ochtend word ik stijf wakker, de harde vloer en het verplicht in één houding moeten liggen is niet bevorderlijk voor mijn rug. Moniek ligt nog te slapen. Guido is nergens te bekennen.
Het is koud in de grot. Er komt licht binnen via een spelonk en ik vang een glimp op van de blauwe lucht ver boven mij. Ik zou willen geloven dat deze blauwe lucht iets goed brengt vandaag,  maar na gisteren durf ik nergens meer op te hopen en mijn angst om wat die gestoorde gek vandaag met ons van plan is, neemt bezit van mijn hele wezen. Ik begin te trillen en mijn hart slaat op hol. Mijn ademhaling gaat gejaagd en ik voel mijn slokdarm branden. Alles gaat draaien en mijn oren suizen. Wanhopig ruk ik aan de ketting. Ik wil weg, vluchten. Ik moet hier weg.

‘Saskia!’
Een klap tegen mijn wang brengt me terug uit de duisternis.
‘Jeetje meid, je laat me schrikken, je lag helemaal raar te doen in die slaapzak’. Moniek zit op haar knieën naast me.
Ik begin te huilen. ‘Ik ben zo bang, zo bang.’
‘Niet aan toegeven. Kom, gisteren was je zo sterk. We helpen elkaar. Samen kunnen we dit aan. Laat me niet in de steek. Ik heb jouw kracht nodig Sas, anders red ik het ook niet.’
Met betraande ogen kijkt Moniek me smekend aan. Ik zie mijn angst in haar irissen weerspiegelen.
‘Ach wat een ontroerend tafereeltje,’ klinkt het opeens achter me.
Guido is terug.
‘Kan je ons losmaken, we moeten plassen.’
Hij haalt de sleutel van zijn riem en maakt onze ketting die aan de muur geketend is, los. Moniek helpt me omhoog en voetje voor voetje schuifelen we naast elkaar met onze vastgebonden enkels een stukje verder de grot in.

Als we terug sukkelen is Guido al weer bezig met het kampvuurtje en in een mum van tijd vult de geur van verse koffie onze neusgaten. Hij duikelt uit de koelbox een paar pakketjes op waar sandwiches in blijken te zitten.
Het zachte witte kadetje plakt als een bal in mijn droge mond. Ik krijg het nauwelijks doorgeslikt. Mijn verstand zegt dat ik moet eten, mijn zenuwen vertellen een ander verhaal en met de grootst mogelijke moeite lukt het om het kleffe broodje naar binnen te werken. De warme koffie brengt me enigszins een beetje tot rust.
‘Genoeg getreuzeld dames. Klaar voor een nieuwe uitdaging?’
Geroutineerd dooft Guido het vuurtje door er zand over de schoppen met zijn  North Face bergschoenen. Hij legt de slaapplekken netjes en het lijkt alsof niemand hier de nacht heeft doorgebracht.

‘Kom schatjes, vandaag het echte werk.’
We strompelen achter hem aan en gelukkig komen onze stramme spieren door de zonnestralen en het hoge wandeltempo van onze “Gids” weer op temperatuur en terug in hun oorspronkelijke soepele vorm.

Onze “toeristische” wandeltocht leidt ons langs smalle paadjes, vlak langs de afgrond. Het kost ons dan ook onze uiterste concentratie om in de pas te lopen, aangezien we nog steeds met een handboei aan elkaar vastzitten en onze voeten maar een meter uit elkaar kunnen door de enkeltouwen. Ondanks mijn enkel-hoge outdoorschoenen en speciale wandelsokken, snijdt het touw in mijn enkels. Het klinkt raar maar het is prettig om lichamelijke pijn te voelen. Het leidt me af van gepieker en houdt me scherp bij elke stap die ik weloverwogen zet.
Links van ons kronkelt een riviertje, er zijn geen kano’s te bekennen dus daar hoeven we geen hulp van te verwachten. Het pad maakt een bocht en de begroeiing neemt toe. Het pad is overwoekert met grasachtige planten en mossen. Je kan zien dat hier niet veel mensen lopen, heel anders dan over de paden waar we eerst liepen. Steeds meer krijg ik het gevoel volledig van de buitenwereld gescheiden te worden. Er volgt een nieuwe bocht en de rivier wordt aan ons zicht onttrokken. Mijn laatste vleugje hoop op redding door toevallige passanten verdwijnt als sneeuw voor de zon.
Net wanneer ik moe begin te worden en wil vragen om een korte stop bots ik abrupt tegen Moniek op.
Guido heeft zijn rugzak op de grond laten zakken en tuurt omhoog. Ik volg zijn blik en mijn hart staat stil. Het is een vrij steile rots waar haken is bevestigd zijn en waar enkele touwen naar beneden hangen, lichtjes bewegend in de flauwe wind.

Onderaards – deel 16

grot
‘Doorzetten Moniek, probeer het opnieuw. Concentreer je. Denk aan je sterke spieren. Jij zit toch op fitness. Gebruik je been en armspieren.’ Ik sta te trillen op mijn benen en machteloos kijk ik naar de strijd van mijn collega die op dat moment al zoveel meer voor me is gaan betekenen.
Het feit dat haar benen aan elkaar vast geketend zitten maak het er niet makkelijker op.

Als haar ene voet bijna in een stuk van de hangbrug kan haken hangt het andere been als een zwaargewicht eraan en is de poging weer mislukt.
‘Het gaat niet’ roept ze.
‘Jawel, je was er bijna. Probeer het nog een keer.’
‘Ja, goed zo. Zie je wel.’ Blij zie ik hoe haar ene hiel in een gat haakt van de hangbrug en ze haar andere been bij kan trekken. Voorzichtig verplaatst ze haar handen en nu hangt ze als een hangmat te bungelen.  Ik laat haar heel even tot rust komen maar ga dan verder met aanwijzingen geven.

‘Probeer je voeten om hoog te krijgen Moniek zodat je je benen om het dikste koord kunt slaan. Dan kan je deze kant op tijgeren.’
‘Even wachten, ik moet even uitrusten. Ben zo moe.’
‘Nee kom op nou. Straks wordt het donker. Schiet op Mo.’
Guido heeft zijn blik van Moniek losgemaakt en kijkt naar mij.
‘Jij kan nog eens iemand aansporen zeg.’ Ik durf te wedden dat die bitch anders de moed had opgegeven en naar beneden was gedonderd’.
Mijn ogen zijn geen moment van het tafereel dat zich aan de hangbrug voltrekt, afgewend terwijl ik hem met opeengeklemde tanden toe sis: ‘jij bent ziek, weet je dat?’

Moniek heeft haar voeten om de touwen heen kunnen slagen en begint langzaam stukje voor stukje onze kant op te schuiven.
‘Ja goed zo, zo gaat het goed. Op je gemakje. Kom maar.’
Na een eeuwigheid is ze bijna bij de kant en ik kan net ver genoeg naar voren stappen om haar beet te pakken.
Trillend en snikkend vallen we in elkaars armen.
‘Hoe ontroerend. Missie geslaagd.’ Klinkt het smalend.
Moniek laat zich huilend op de grond zakken en begint daarna over te geven. Ik wrijf over haar rug.

Guido heeft inmiddels de handboeien alweer tevoorschijn gehaald en maakt ons aan elkaar vast. Daarna snijdt hij het andere touw van de hangbrug door zodat de hele brug aan onze kant loslaat en met een luid zwiepend geluid naar beneden suist en dan tegen de rotswand aan de overkant blijft hangen.

‘Kom genoeg geleuterd. We moeten verder.’
Ik help Moniek overeind komen en steun haar terwijl ze strompelend achter Guido aan begint te lopen. Het is bijna donker als we bij een rotspartij uitkomen. Guido pakt een soort mijnwerkerslamp en bevestigd deze met een band rond zijn hoofd. Hij pakt een stuk touw en bindt dit rond zijn lichaam en vervolgens rond het mijne.

‘Goed achter mij aan blijven lopen,’ gebiedt hij. We lopen de ingang van de rots in en na een halfuurtje komen we in een open ruimte. Met verbazing zie ik dat het een soort kampeerplaats is. Er ligt een kampvuur klaar van gestapeld hout en een aantal provisorische slaapplaatsen. En er staat een koelbox. Mijn hersenen draaien overuren. Ofwel onze gids heeft alles goed voorbereid, of hij heeft hulp van iemand anders.

Guido gooit zijn rugzak op de grond en maakt het touw waarmee ik aan hem vastzat los. Onze handboeien blijven aan, evenals de touwen rond onze enkels.
‘Ga maar zitten.’
We laten ons op één van de slaapplekken zakken en zitten met de ruggen tegen elkaar aan om wat steun te vinden.

‘Jullie hebben goed werk verricht dames. Daarom hebben jullie wel een warme maaltijd en wat rust verdient. Tenslotte moeten jullie in tiptop conditie zijn voor morgen. Er staat jullie een mooie uitdaging te wachten. Vandaag was slechts een voorproefje van onze survival of the fittest.’

Hij steekt het vuur aan en pakt twee wegwerp barbecues vanachter de koelbox vandaan.  Vakkundig trekt hij de verpakking eraf en maakt de kooltjes aan. Het deksel gaat van de koelbox en enkele vleespakketten komen tevoorschijn. De worstje en spiesen gaan op de barbecue en een heerlijke geur verspreidt zich in de grot. Het kampvuurtje knettert en geeft een behaaglijke warmte. Als we niet gevangen waren zou het haast gezellig kunnen zijn. De warme maakt me loom en de gebeurtenissen van de dag eisen hun tol. Mijn ogen vallen dicht.

‘Wakker worden.’ Een harde schop tegen mijn benen brengt me met een schok terug in de harde werkelijkheid. Even vraag ik me af waar we zijn maar dan komt het besef als een mokerslag binnen. Moniek was ook in slaap gevallen en ik voel haar verstijven als ook haar droom weer plaatsmaakt voor de nachtmerrie waarin wij ons bevinden.

We krijgen een plastic bord voor ons gezet met diverse stukken vlees en een stuk brood. En een geopend blikje cola.
Met onze vrije hand stoppen we gulzig als een stel uitgehongerde honden een stuk brood in onze mond. Het vlees is nog te warm en moet even afkoelen. Ondanks alle ellende smaakt deze maaltijd goed en eten we allebei ons bordje leeg.
Na het eten moeten we ons klaarmaken voor de nacht want Guido wil vroeg vertrekken.|
Hij laat ons een eindje verderop plassen. Het doet me al niks meer dat hij vlak bij ons staat. De schaamte voorbij. Overleven is onze drijfveer.

Guido maakt onze gezamenlijke handboei los en ketent ieder van ons weer met een ketting in een ring aan de rotswand, lang genoeg om toch in de slaapzak te kunnen kruipen.

Het duurt niet lang voor ik wegglijd in een rusteloze slaap

Onderaards – deel 15

grot

Hijgend staan we te wachten wat Guido met ons van plan is. De zon is al aan het ondergaan. Is dit werkelijk nog maar de eerste dag van ons gevangenschap?Guido bukt en pakt een touw uit zijn rugzak. Er hangen lederen riemen aan. Wat is dat voor een ding?

 

 

 

Al snel wordt duidelijk waar het voor dient. Hij knielt naast mijn voeten en maakt een riempje vast rond mijn ene enkel en het andere rond mijn andere. De twee riempjes zijn verbonden met een stuk touw van zo’n halve meter. Je kan er dus mee lopen maar niet mee rennen. Moniek krijgt eenzelfde geval aan haar enkels.

Dan maakt hij onze handboeien los.
‘Zo dames, jullie snappen vast de bedoeling. We gaan over de touwladder naar de overkant. Probeer maar niet te ontsnappen want ver zal je niet komen. Eén van jullie twee mag alvast met mij mee. De andere komt als wij aan de overkant zijn. We gaan tossen wie met mij mee mag.”
Hij graait in zijn broekzak en pakt er een euro uit. ‘Kop of munt?’ Hij kijkt me vragend aan.
‘Kop.’
Hij gooit het muntstuk in de lucht en laat het op de grond vallen. ‘Jij hebt geluk dame, je mag met mij de oversteek maken. Al ligt jouw lot in handen van je vriendin.’
Hij haalt een mes uit zijn broekriem en voor ik het weet heeft hij me beet met het mes tegen mijn keel. ‘Als jij het in je koppie haalt om te vluchten terwijl wij de brug overgaan, snijdt ik haar keel open.’
Moniek kijkt ons angstig aan. ‘Ik zal niks doen, ik beloof het.’
‘Dat is dan duidelijk.’ Hij laat me los, steekt zijn mes terug en pakt zijn rugzak op.
‘Let’s go.’
Ik moet voor hem lopen en zet mijn eerste stap op het touw. Mijn beide handen grijpen stevig de touwen aan weerszijden vast en ik kijk naar beneden om te zien waar ik mijn voeten het beste kan plaatsen. Er zijn geen plankjes, de touwladder bestaat alleen maar uit dik geknoopte kabel.
Voetje voor voetje ga ik voorruit. Hoe verder ik van de kant kom, hoe dieper het ravijn onder me zichtbaar wordt. Ik stop en verstijf. Durf geen stap meer te verzetten. Dan voel ik gewiebel en slaak een gil.
‘Gewoon vooruit kijken en doorlopen, er kan niks gebeuren,’ hoor ik achter me.
Het lijkt een eeuwigheid te duren maar dan heb ik toch eindelijk de overkant bereikt.
Guido pakt een nieuw touw en maakt me vast aan één van de palen waar de hangbrug aan is bevestigd.
Hij roept naar Moniek dat zij moet komen.
Als ze halverwege de hangbrug is haalt Guido opeens zijn mes tevoorschijn en snijdt een kabel door. Er klinkt een harde knal als een andere kabel eveneens knapt en de hangbrug voor een deel losschiet. Moniek gilt en hangt met twee handen te bungelen.
Ik gil ook en krijg een klap tegen mijn gezicht. ‘Stop met gillen, zeg liever wat ze moet doen, dit is teambuilding pur sang. Daar kwamen jullie toch voor?’

‘Moniek, luister naar me. Niet naar beneden kijken. Moniek?’ Ik roep zo hard als ik kan.
‘Trek je benen op en probeer ze rond het touw te slaan.’
‘Help, help me dan toch,’ roept ze bang.
‘Je wou toch survivallen?’ roept Guido lachend.
Moniek hangt nog steeds hulpeloos aan de brug.
Ik weet dat hou langer ze blijft hangen, hoe moeilijker het wordt om haar lijf omhoog te trekken. Nog een en dan zullen haar handen loslaten.
‘Kom op Moniek, trek je benen op. Je kunt het. Sla ze rond het touw en tijger naar hier. Ik weet dat je dat kan. Laat me hier niet alleen achter met die gek. Kom, doe je best.’
Moniek begint te schommelen net wanneer ze bijna haar ene been rond het touw kan slaan schiet haar rechterhand los. Ze valt een stukje naar beneden maar kan gelukkig nog net een ander stuk touw vastgrijpen. Eigenlijk is dit beter, deze kabel is dunner en hier kan ze haar hand doorsteken en een draai maken zodat het touw rond haar polsen zit. Deze verstevigde grip geeft meer vertrouwen en ik begin haar opnieuw aan te moedigen.
Naast me hoor ik Guido een raar geluid maken. Ik kijk en zie tot mijn ontzetting dat deze strijd van Moniek hem op een of andere zieke manier opwindt.
Op dat moment dringt tot me door dat we met een psychopaat te maken hebben.

Komt een dokter bij de vrouw

dokter
Precies een jaar geleden heb ik een blog geschreven over mijn ongemak tijdens het hooikoortsseizoen: “Pollenbroek” ook op deze website terug te lezen bij oudere berichten.
Het heeft bijna een jaar geduurd voor ik voldoende moed had verzameld om naar dr. Van der Plas te gaan.

 

 

Het grappige is dat je in Nederland voor dergelijke ongemakken naar de uroloog wordt doorverwezen, maar in België valt dat allemaal onder gynaecologie.
Op de website van het Belgische ziekenhuis waarnaar ik doorverwezen ben, is er een zogeheten smoelenboek van de geneesheren. Ik had al eens zitten kijken welke gynaecoloog mij het minst in verlegenheid zou brengen. Ik denk geen van allen, althans mijn type zit er gelukkig niet tussen.
Beter nog, toen ik belde voor een afspraak en moest aangeven wat het probleem precies was, werd ik ingepland bij dokter x. Een aardig uitziende “opa”. Een van mijn Belgische vriendinnen kende hem en verzekerde mij dat het een bijzonder vriendelijke, zachtaardige en kundige man was.
Redelijk op mijn gemak zat ik te wachten in de wachtzaal, zoals dat hier in België heet.
Mijn meisjesnaam werd omgeroepen en ik veerde omhoog. Geen opaatje in witte jas te bekennen maar een zeer jonge blonde adonis stak een hand uit. “Dag mevrouw, ik ben dokter Y. De assistent van dr. X. Samen met mijn collega in opleiding zullen wij u onderzoeken en de resultaten afstemmen met dr. X”.

Slik. Een stuk minder zelfverzekerd volgde ik deze knappe arts in een klein onderzoekskamertje. Ik kreeg terstond last van opvliegers en terwijl we mijn klachten bespraken voegde ik er meteen maar aan toe dat ik dacht dat ik in de overgang zat, mezelf wat lucht toewaaiend met mijn verwijsbrief en tevens een mooi excuus voor mijn hoog rode kleur.
Hij lachte begrijpelijk, keek op zijn computer en zei, “ja binnenkort (maandag dus) wordt u 50. Het zou heel goed kunnen hoor mevrouw.”

Het moment kon niet meer worden uitgesteld, ik moest achter het gordijn mijn onderkleding uittrekken. Ik probeerde nog een grapje te maken dat ik volgens de website gerekend had op een opa-arts en dat ze wel eens mochten waarschuwen dat er ook jonge knappe dokters voor gynaecoloog studeerden.
De twee moesten er hartelijk om lachen. Ik wat minder toen ik met mijn benen wijd in de stijgbeugels lag en de vrouwelijke stagiair mocht oefenen op het uitstrijkje, dat ging dan bij het onderzoek toch in één moeite door, zei dr. Y. Evenals het borstonderzoek. Een volledige onderhoudsbeurt dus, dacht ik bij mezelf terwijl mijn brillenglazen inmiddels al half aangeslagen waren in het warme kleine kamertje.
Ik sloot mijn ogen maar en onderging het gelaten. Dr. Y moest natuurlijk zijn student nog even controleren dus opnieuw een paar latex ….. Maar bij de borstmassage was hij gelukkig even naar dr. X gelopen voor overleg.
Enfin, nadere details zal ik jullie besparen. “We laten nog bloed afnemen en een foto maken en dan zien we u graag over drie weken terug mevrouw.”
Hopelijk dit keer dan wel bij opa. Of zou ik tegen die tijd 10 kg kwijt zijn?

deel 14 – Onderaards

grot

Volgens mij rijden we over een snelweg want het gehobbel over het oneffen terrein heeft plaatsgemaakt voor een soort constant gezoef en ik hoor auto’s die ons inhalen.
We raken alle besef van tijd kwijt terwijl het busje ons steeds verder wegvoert van de anderen.

 

 

‘Wat denk je, zou de rest ons al als vermist hebben opgegeven?’ vraagt Moniek. Haar stem klinkt gedempt door de zak die nog steeds over ons hoofd zit.

‘Ze zullen vast naar ons op zoek zijn maar vermist ben je volgens mij. pas als je 24 uur geen teken van leven hebt gegeven. Maar ik hoop dat ze Thom al gevonden hebben, dan weten ze in ieder geval dat we niet zomaar verdwaald zijn,’ antwoord ik.
Thom, zou hij nog leven? Hij had een lelijke wond in zijn hoofd maar ik weet niet of Moniek dat gezien heeft.
‘Heb jij Thom nog gezien dan?’
‘Hij lag achter jou, had ook een klap op zijn hoofd gehad, maar meer weet ik niet want ik ben daarna zelf buiten bewustzijn geraakt.’
‘Dus je weet niet of?’ De stem van Moniek stokt en ze maakt haar vraag niet af.
‘Of hij daar nog ligt of is weggekomen? Nee, dat weet ik niet.’
‘Denk je dat hij?’ Opnieuw kan Moniek de woorden niet over haar lippen krijgen.
Ik zwijg. Ik wil er niet over nadenken, kan er niet aan denken dat hij misschien wel dood is.

De auto draait een bocht in. We vallen om. Hij stopt en trekt vervolgens weer op. Het lijkt minder snel te gaan dan eerst. Opnieuw wordt er afgeremd. Opnieuw een bocht. Dan hobbelen we over een oneffen weg. Vloekend proberen we ons zittend te houden. De weg is niet al te best.
Mijn hart begint weer als een razende te bonzen. Het gevaar neemt toe. Ik voel het.
Na een tijdje staan we stil. Ik hoor de klik van het portier en geschommel en vervolgens de klap van de dichtslaande autodeur. Dan vliegt onze schuifdeur open. Ik voel iets aan mijn hoofd en dan wordt de kap afgetrokken. Eindelijk, frisse lucht. Ik haal diep adem. Mijn ogen doen zeer door het plotselinge licht al is het gedempt door de bomen.
Moniek is ook van haar kap verlost en onze blikken kruisen elkaar. Angst is ook in haar ogen te lezen of is het de spiegeling van mijn eigen vrees?
‘Kom uitstappen. Het is straks donker en we moeten de eerste uitdaging nog nemen.’ Guido trekt aan mijn arm en Moniek volgt zo snel ze kan want we zitten nog steeds aan elkaar vast. Guido giet benzine uit een jerrycan in de laadruimte van de bus en gooit er dan een lucifer in.
‘Run for life’ roept hij en we zetten het op een lopen. Het geknetter van het vuur overstemd onze gejaagde ademhaling en opeens horen we een harde knal. Ik kijk over mijn schouder en zie het busje volledig in de fik staan. Als daar maar geen bosbrand van komt, schiet het door mijn hoofd. Ik kijk weer voor me want rennen over de ongelijke grond valt niet mee als je aan elkaar vastzit geketend.

Ik hoor Guido achter ons lopen.
‘Go, Go Go.’ Net wanneer ik denk dat mijn longen in brand staan roept hij ‘ho maar.’
We zijn aan het einde van het bos en komen op een open plek. Het is er rotsachtig. Opeens zie ik een hangbrug naar de overkant. We staan bijna bij de rand als Guido zijn rugzak op de grond laat vallen.

Onderaards – deel 13

grot
Guido klinkt onze handboeien weer vast aan de ring in de muur. Vervolgens haalt hij uit zijn achterzak enkele tyraps.
‘Handen op de rug’ gebiedt hij. Vakkundig maakt hij mijn vrije hand vast aan de geboeide hand en doet hetzelfde bij Moniek. Daarna trekt hij een zwarte stoffen zak over ons hoofd.

 

 

Paniekerig schud ik met mijn hoofd maar hij heeft het koord wat eraan zit aan licht aangetrokken zodat de zak met geen mogelijkheid van mijn hoofd gaat. Mijn ademhaling gaat gejaagd en ik verman mezelf tot kalmte. Hyperventilatie is het laatste waar ik op zit te wachten. Ik moet mijn hoofd koel houden.
Hij maakt de boeien los van de ring in de muur en trekt ons mee.
Ik hoor de deur open gaan en even later voel ik een tochtvlaag langs me heen strijken. We staan ofwel buiten, of in een gang. Het is donker dus ik heb geen idee.
Het is verrassend hoe snel je andere zintuigen zich aanpassen als je niets kan zien. Zo constateer ik dat de lucht die ik inadem muf ruikt. Naar alle waarschijnlijkheid bevinden we ons dus nog in de grot of tenminste toch onderaards.

‘Waar breng je ons naartoe’ hoor ik Moniek gesmoord vragen.
‘Dat merken jullie vanzelf. Geen vragen meer stellen en doorlopen.’
De grond onder mijn voeten is ongelijk en het kost me moeite om niet te struikelen.
Wat is die gek met ons van plan?
‘Bukken’ zegt Guido. Terwijl ik naar voren buig, verlies ik mijn evenwicht en val voorover op mijn knieën. Moniek tuimelt over me heen en stoot zo te horen haar hoofd. ‘Au mijn kop.’
‘Vooruit dames, opstaan en doorlopen.’
Het plastic van de tyrap snijdt in mijn pols als we ons onhandig omhoog wurmen.
Ik voel een hand mijn hoofd omlaag duwen. ‘Bukken en zorg dat je weer niet valt.’

Hoe lang we zo verder strompelen weet ik niet. Ik ben alle besef van tijd kwijt maar opeens voel ik dat het warmer wordt en is de ondergrond onder mijn voeten anders.
Ik denk dat we buiten zijn. Het zwarte fluweel van de kap over mijn hoofd laat niets, maar dan ook helemaal niets van licht door.
‘Stop.’
We staan stil en ik hoor een klik, waarschijnlijk van een autoslot.
Mijn vermoeden wordt bevestigd als ik het geluid van schuifdeur van een busje hoor opengaan.
‘Voeten optillen en in de camionette stappen’ zegt Guido.
Moniek klimt er eerst in en ik volg direct, Guido houdt mijn arm vast zodat ik mijn evenwicht kan bewaren. De ribbels op de vloer verraden dat we in een bestelwagen zitten en niet in een personenbusje, er zijn dus geen bankjes of autostoelen.
‘Geen luxe touringcar Ladies, excuses van de reisorganisatie. Ga maar op uw gat zitten.’ En een seconde later gaat de schuifdeur al dicht. Nog voor we de vraag kunnen stellen of die vreselijk kap af mag.
‘Godver, ik wil die verdomde kap af” zeg ik gefrustreerd.
‘Anders ik wel.’ Moniek schuurt met haar hoofd tegen mijn schouder maar tevergeefs. Het lukt niet omdat het koord te strak is aangetrokken.
We voelen het busje schommelen als Guido achter het stuur kruipt en de deur dichtslaat. Een fractie later wordt de motor gestart en hobbelen we over een oneffen pad of wat het ook is, waardoor we steeds hardhandig tegen de ijzeren carrosserie aanbotsen.
‘Wat is die gek met ons van plan?’
‘Als hij ons had willen verkrachten dan had hij dat in die grot of wat het ook was, gedaan.’
Ik voel het zuur weer omhoogkomen, achteruitrijden is nooit goed geweest voor mijn wagenziekte.

Onderaards – deel 12

grot

 

Guido, onze gids en kidnapper, is zojuist onze grot of waar we ook gevangen zitten, binnengekomen.
Hij heeft eten en drinken gehaald.

 

 

Hij houdt de verpakte pakketjes voor ons neus: ‘smoske hesp of kaas?’

Aangezien ik geen kaas lust, kies ik voor de hesp. Het zal wel ham zijn, vermoed ik zo.
Guido gooit het broodje in mijn schoot. Met mijn vrije hand friemel ik het elastiekje eraf.
Het halve stokbroodje is rijkelijk belegd met sla, ham, tomaten en de rest kan ik niet zien want ik durf het niet open te duwen omdat het met één hand toch al lastig genoeg is om zo’n broodje te eten.
Ik neem een hap. In andere omstandigheden zou ik zeggen dat het heerlijk was maar op die koude stenen vloer, half vastgeketend kan ik niet genieten van dit broodje. Ik kijk opzij naar Moniek. Haar broodje ligt nog in het papier gerold op haar schoot. Ze zit wezenloos voor zich uit te staren.
‘Moniek’. Zachtjes fluisterend stoot ik haar aan. ‘Je moet eten, je hebt je krachten nodig’.
‘Ja Moniek’, zegt Guido smalend. ‘Luistert naar uwen vriendin, ik zou maar rap gaan eten want ik heb grootste plannen met jullie’.

Onhandig wriemelt Moniek met haar linker hand het papier los. Ze zet haar tanden in het broodje en haar kaken blijven malen. Moeizaam slikt ze haar eerste hap door.
‘Mogen we wat drinken?’ vraag ik met zo’n vriendelijk mogelijke stem.
Guido staat op van zijn kruk en opent een voor een de colablikjes. Hij zet ze naast ons neer. Hij is zo slim om het scherpe lipje er geheel af te trekken. Niet dat het direct een moordwapen was maar iets scherps komt altijd van pas.
De koele cola glijdt weldadig door mijn enigszins ruw aanvoelende keel. Ook Moniek drinkt gretig tussen de happen van haar broodje door enkele slokken uit het blikje om haar eten weg te spoelen.
Mijn maag doet raar, ik krijg het zuur maar verwoed slik ik het opkomende maagzuur weg. De korte afleiding van het eten is voorbij en de angst over wat ons te wachten staat slaat in alle hevigheid toe. Ik voel dat ik naar het toilet moet en niet om te plassen ditmaal. Shit, dat kan er nog wel bij. Mijn ogen hebben al eerder de emmer met deksel gespot in de hoek van deze hut of grot of wat het ook is. Maar de drang wordt groter en ik kan het niet uitstellen.
‘Ik heb een probleem, ik moet naar de wc.’
‘No problem schat, het wc is hier vlakbij,’ grinnikt Guido met enig leedvermaak.
‘Geen geintjes, ik zal jullie losmaken van de muur maar je blijft aan je vriendin vastzitten.’
Hij kijkt Moniek aan en zegt dat zij dan ook maar gelijk naar het toilet moet gaan. ‘Twee vliegen in één klap.’

‘Je snapt het misschien niet helemaal, maar ik moet meer dan alleen plassen,’ zeg ik zo ferm mogelijk. ‘Dat kan ik niet op een emmer, en al zeker niet met iemand anders erbij.’
‘Dat zal toch moeten meiske want het Hilton ligt in Antwerpen.’
De handboeien zijn los van de ketting in de muur en met stramme benen zijn Moniek en ik inmiddels gaan staan.
Er zal niets anders opzitten dan op die emmer te gaan. We strompelen naar de hoek en ik vraag of hij dan tenminste om wil draaien.
‘Ga jij maar eerst’ zeg ik tegen Moniek ‘want ik vrees dat ik zal stinken.’ Het is een gênant gebaar om met mijn geboeide hand tegen het kruis van Moniek te komen als zij met beide handen haar broek openmaakt en naar beneden trekt. Gehurkt plast ze in de emmer. Er staat een rol wc papier naast en onze handen werken samen om er een stuk van te scheuren. Ik wend mijn hoofd af wanneer haar hand tussen haar benen verdwijnt om zich schoon te vegen.
O mijn god, wat een vernederende situatie.
Als het mijn beurt is kijkt Moniek de andere kant op, spetterend komt mijn ontlading in de emmer en ik schaam me diep als de bijbehorende geur naar boven stijgt. Ik wil ter plekke doodvallen. ‘Nee dat wil je niet’, spreek ik mezelf vermanend in stilte toe.’
Ik hijs mijn broek weer op en doe snel het deksel op de emmer. Als ik me omdraai treffen onze ogen elkaar en Moniek knijpt de hare even samen dicht met een licht knikkend hoofdgebaar, me woordeloos moed insprekend.

Guide trekt zijn rugzak aan en hangt een aantal touwen kruiselings rond zijn lichaam.
‘Party-time ladies.’

Overgang(etje)

overgang

Help, ik zit in de overgang.

Ho maar, ik ga jullie niet vermoeien met zeuren over opvliegers, of verhalen over badend in het zweet wakker worden om vervolgens uren wakker te liggen. Over hangtieten en extra zwembandjes.

Of de stemmingswisselingen waarbij je van het ene op het andere moment een labiel emotioneel jankende vrouw wordt, met enorm zelfmedelijden. Onbegrijpelijk kijkende leden van het gezin die zich geen raad weten met de chagrijnige vrouw des huizes die anders altijd zo vrolijk en meegaand was. NEE! (alhoewel dit me wel even opluchtte).

Mijn hele leventje bevindt zich momenteel in een overgang… Ik heb er bijna een half decennium opzitten en ben in een Midlife crisis beland. Nee, niet stoppen nu. Hou nog even vol met lezen.

Ik ben voor het eerst in mijn leven Toos Werkeloos. En als in België wonende Nederlandse heeft dat behoorlijke gevolgen. Na ruim 25 jaar lang braaf maandelijks mijn premie in Nederland te hebben afgedragen (wij wonen nu 8 jaar over de grens) blijkt dat ik toch in mijn woonland een uitkering moet aanvragen. En aangezien ik voor een klein deeltje in de zaak van mijn echtgenoot zit (we hebben een VOF) is dat voor de Belgische bureaucratie zeer simpel: u bent zelfstandige dus geen recht op uitkering. Ik heb in mijn laatste functie 32 uur per week voor een baas gewerkt en hoewel ik zeer zelfstandig kan functioneren was ik toch in loondienst hoor, met alle premies en verplichtingen die daar bij horen.

Opeens heb ik uren tijd. Als man en kinderen naar school zijn vertrokken begin ik aan de tijdens het laatste jaar opgestapelde bende in ons huis. Gelukkig is het niet zo erg dat hulptroepen zoals Tante Kaat of Sonja en Inge (Hoe schoon is uw huis*) langs moeten komen. Systematisch is het hele huis van boven naar onder opgeruimd en schoongemaakt. Het geheel is beloond met een verfje van de kamer en een opgeschuurde parketvloer. Dit moet toch voldoening geven, denk je bij jezelf. Ik wil ook niet echt klagen over de overgang van rommel naar opgeruimd. “Een opgeruimd huis zorgt voor een opgeruimd hoofd” is de slogan. Helaas is mijn hoofd wel erg opgeruimd. Eindelijk heb ik nu tijd om te gaan schrijven. Mijn boek af te maken of mijn trouwe fans op Vertelles te belonen voor het lange wachten en deel 12 te schrijven van “Onderaards”. En nu durf ik niet. Bang om mijn laptop open te klappen en mijn vingers bewegingsloos op het toetsenbord te zien liggen. Enkele maanden geleden reed ik nog dagelijks tweemaal een uur met de auto naar kantoor en terug naar huis, mijn hoofd vol van verhalenlijnen. Hunkerend naar een vrije dag om me op te sluiten met mijn computer en los te gaan. En nu ik zeeën van tijd heb, ben ik alleen maar als een gek op zoek naar werk, surf ik hele dagen op internet om een leuke geschikte baan te vinden. Zou dit dan toch aan de overgang liggen?

Nee, sommige overgangen zijn niet leuk. Maar ik weet zeker dat wanneer ik dit over een tijdje terug lees bij mezelf zal lachen en de woorden van mijn oma in mijn oren hoor klinken: alles gaat altijd over en dan gaat het leven weer zijn gewone gangetje. Het overgangetje.